Vervoeging van assainir
Onbepaalde wijs (infinitief): assainir
Frans
Nederlands
Présent
- j'assainis
- tu assainis
- il/elle assainit
- nous assainissons
- vous assainissez
- ils/elles assainissent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik genees
- jij geneest
- hij/zij/het geneest
- wij genezen
- jullie genezen
- zij genezen
Indicatif imparfait
- j'assainissais
- tu assainissais
- il/elle assainissait
- nous assainissions
- vous assainissiez
- ils/elles assainissaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik genas
- jij genas
- hij/zij/het genas
- wij genazen
- jullie genazen
- zij genazen
Indicatif passé composé
- j'ai assaini
- tu as assaini
- il/elle a assaini
- nous avons assaini
- vous avez assaini
- ils/elles ont assaini
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genezen
- jij hebt genezen
- hij/zij/het heeft genezen
- wij hebben genezen
- jullie hebben genezen
- zij hebben genezen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais assaini
- tu avais assaini
- il/elle avait assaini
- nous avions assaini
- vous aviez assaini
- ils/elles avaient assaini
Voltooid verleden tijd
- ik had genezen
- jij had genezen
- hij/zij/het had genezen
- wij hadden genezen
- jullie hadden genezen
- zij hadden genezen
Indicatif futur
- j'assainirai
- tu assainiras
- il/elle assainira
- nous assainirons
- vous assainirez
- ils/elles assainiront
Toekomende tijd I
- ik zal genezen
- jij zult genezen
- hij/zij/het zal genezen
- wij zullen genezen
- jullie zullen genezen
- zij zullen genezen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai assaini
- tu auras assaini
- il/elle aura assaini
- nous aurons assaini
- vous aurez assaini
- ils/elles auront assaini
Toekomende tijd II
- ik zal genezen hebben
- jij zult genezen hebben
- hij/zij/het zal genezen hebben
- wij zullen genezen hebben
- jullie zullen genezen hebben
- zij zullen genezen hebben
Conditionnel présent
- j'assainirais
- tu assainirais
- il/elle assainirait
- nous assainirions
- vous assainiriez
- ils/elles assainiraient
Conditionalis I
- ik zou genezen
- jij zou genezen
- hij/zij/het zou genezen
- wij zouden genezen
- jullie zouden genezen
- zij zouden genezen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais assaini
- tu aurais assaini
- il/elle aurait assaini
- nous aurions assaini
- vous auriez assaini
- ils/elles auraient assaini
Conditionalis II
- ik zou hebben genezen
- jij zou hebben genezen
- hij/zij/het zou hebben genezen
- wij zouden hebben genezen
- jullie zouden hebben genezen
- zij zouden hebben genezen
Impératif
- tu assainis
- vous assainissez
Imperatief
- jij genees
- jullie geneest