Vervoeging van bêler
Onbepaalde wijs (infinitief): bêler
Frans
Nederlands
Présent
- je bêle
- tu bêles
- il/elle bêle
- nous bêlons
- vous bêlez
- ils/elles bêlent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blaat
- jij blaat
- hij/zij/het blaat
- wij blaten
- jullie blaten
- zij blaten
Indicatif imparfait
- je bêlais
- tu bêlais
- il/elle bêlait
- nous bêlions
- vous bêliez
- ils/elles bêlaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik blaatte
- jij blaatte
- hij/zij/het blaatte
- wij blaatten
- jullie blaatten
- zij blaatten
Indicatif passé composé
- j'ai bêlé
- tu as bêlé
- il/elle a bêlé
- nous avons bêlé
- vous avez bêlé
- ils/elles ont bêlé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geblaat
- jij hebt geblaat
- hij/zij/het heeft geblaat
- wij hebben geblaat
- jullie hebben geblaat
- zij hebben geblaat
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais bêlé
- tu avais bêlé
- il/elle avait bêlé
- nous avions bêlé
- vous aviez bêlé
- ils/elles avaient bêlé
Voltooid verleden tijd
- ik had geblaat
- jij had geblaat
- hij/zij/het had geblaat
- wij hadden geblaat
- jullie hadden geblaat
- zij hadden geblaat
Indicatif futur
- je bêlerai
- tu bêleras
- il/elle bêlera
- nous bêlerons
- vous bêlerez
- ils/elles bêleront
Toekomende tijd I
- ik zal blaten
- jij zult blaten
- hij/zij/het zal blaten
- wij zullen blaten
- jullie zullen blaten
- zij zullen blaten
Indicatif futur antérieur
- j'aurai bêlé
- tu auras bêlé
- il/elle aura bêlé
- nous aurons bêlé
- vous aurez bêlé
- ils/elles auront bêlé
Toekomende tijd II
- ik zal geblaat hebben
- jij zult geblaat hebben
- hij/zij/het zal geblaat hebben
- wij zullen geblaat hebben
- jullie zullen geblaat hebben
- zij zullen geblaat hebben
Conditionnel présent
- je bêlerais
- tu bêlerais
- il/elle bêlerait
- nous bêlerions
- vous bêleriez
- ils/elles bêleraient
Conditionalis I
- ik zou blaten
- jij zou blaten
- hij/zij/het zou blaten
- wij zouden blaten
- jullie zouden blaten
- zij zouden blaten
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais bêlé
- tu aurais bêlé
- il/elle aurait bêlé
- nous aurions bêlé
- vous auriez bêlé
- ils/elles auraient bêlé
Conditionalis II
- ik zou hebben geblaat
- jij zou hebben geblaat
- hij/zij/het zou hebben geblaat
- wij zouden hebben geblaat
- jullie zouden hebben geblaat
- zij zouden hebben geblaat
Impératif
- tu bêle
- vous bêlez
Imperatief
- jij blaat
- jullie blaat