Vervoeging van calquer
Onbepaalde wijs (infinitief): calquer
Frans
Nederlands
Présent
- je calque
- tu calques
- il/elle calque
- nous calquons
- vous calquez
- ils/elles calquent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik calqueer
- jij calqueert
- hij/zij/het calqueert
- wij calqueren
- jullie calqueren
- zij calqueren
Indicatif imparfait
- je calquais
- tu calquais
- il/elle calquait
- nous calquions
- vous calquiez
- ils/elles calquaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik calqueerde
- jij calqueerde
- hij/zij/het calqueerde
- wij calqueerden
- jullie calqueerden
- zij calqueerden
Indicatif passé composé
- j'ai calqué
- tu as calqué
- il/elle a calqué
- nous avons calqué
- vous avez calqué
- ils/elles ont calqué
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecalqueerd
- jij hebt gecalqueerd
- hij/zij/het heeft gecalqueerd
- wij hebben gecalqueerd
- jullie hebben gecalqueerd
- zij hebben gecalqueerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais calqué
- tu avais calqué
- il/elle avait calqué
- nous avions calqué
- vous aviez calqué
- ils/elles avaient calqué
Voltooid verleden tijd
- ik had gecalqueerd
- jij had gecalqueerd
- hij/zij/het had gecalqueerd
- wij hadden gecalqueerd
- jullie hadden gecalqueerd
- zij hadden gecalqueerd
Indicatif futur
- je calquerai
- tu calqueras
- il/elle calquera
- nous calquerons
- vous calquerez
- ils/elles calqueront
Toekomende tijd I
- ik zal calqueren
- jij zult calqueren
- hij/zij/het zal calqueren
- wij zullen calqueren
- jullie zullen calqueren
- zij zullen calqueren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai calqué
- tu auras calqué
- il/elle aura calqué
- nous aurons calqué
- vous aurez calqué
- ils/elles auront calqué
Toekomende tijd II
- ik zal gecalqueerd hebben
- jij zult gecalqueerd hebben
- hij/zij/het zal gecalqueerd hebben
- wij zullen gecalqueerd hebben
- jullie zullen gecalqueerd hebben
- zij zullen gecalqueerd hebben
Conditionnel présent
- je calquerais
- tu calquerais
- il/elle calquerait
- nous calquerions
- vous calqueriez
- ils/elles calqueraient
Conditionalis I
- ik zou calqueren
- jij zou calqueren
- hij/zij/het zou calqueren
- wij zouden calqueren
- jullie zouden calqueren
- zij zouden calqueren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais calqué
- tu aurais calqué
- il/elle aurait calqué
- nous aurions calqué
- vous auriez calqué
- ils/elles auraient calqué
Conditionalis II
- ik zou hebben gecalqueerd
- jij zou hebben gecalqueerd
- hij/zij/het zou hebben gecalqueerd
- wij zouden hebben gecalqueerd
- jullie zouden hebben gecalqueerd
- zij zouden hebben gecalqueerd
Impératif
- tu calque
- vous calquez
Imperatief
- jij calqueer
- jullie calqueert