Vervoeging van certifier
Onbepaalde wijs (infinitief): certifier
Frans
Nederlands
Présent
- je certifie
- tu certifies
- il/elle certifie
- nous certifions
- vous certifiez
- ils/elles certifient
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik betuig
- jij betuigt
- hij/zij/het betuigt
- wij betuigen
- jullie betuigen
- zij betuigen
Indicatif imparfait
- je certifiais
- tu certifiais
- il/elle certifiait
- nous certifiions
- vous certifiiez
- ils/elles certifiaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik betuigde
- jij betuigde
- hij/zij/het betuigde
- wij betuigden
- jullie betuigden
- zij betuigden
Indicatif passé composé
- j'ai certifié
- tu as certifié
- il/elle a certifié
- nous avons certifié
- vous avez certifié
- ils/elles ont certifié
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb betuigd
- jij hebt betuigd
- hij/zij/het heeft betuigd
- wij hebben betuigd
- jullie hebben betuigd
- zij hebben betuigd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais certifié
- tu avais certifié
- il/elle avait certifié
- nous avions certifié
- vous aviez certifié
- ils/elles avaient certifié
Voltooid verleden tijd
- ik had betuigd
- jij had betuigd
- hij/zij/het had betuigd
- wij hadden betuigd
- jullie hadden betuigd
- zij hadden betuigd
Indicatif futur
- je certifierai
- tu certifieras
- il/elle certifiera
- nous certifierons
- vous certifierez
- ils/elles certifieront
Toekomende tijd I
- ik zal betuigen
- jij zult betuigen
- hij/zij/het zal betuigen
- wij zullen betuigen
- jullie zullen betuigen
- zij zullen betuigen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai certifié
- tu auras certifié
- il/elle aura certifié
- nous aurons certifié
- vous aurez certifié
- ils/elles auront certifié
Toekomende tijd II
- ik zal betuigd hebben
- jij zult betuigd hebben
- hij/zij/het zal betuigd hebben
- wij zullen betuigd hebben
- jullie zullen betuigd hebben
- zij zullen betuigd hebben
Conditionnel présent
- je certifierais
- tu certifierais
- il/elle certifierait
- nous certifierions
- vous certifieriez
- ils/elles certifieraient
Conditionalis I
- ik zou betuigen
- jij zou betuigen
- hij/zij/het zou betuigen
- wij zouden betuigen
- jullie zouden betuigen
- zij zouden betuigen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais certifié
- tu aurais certifié
- il/elle aurait certifié
- nous aurions certifié
- vous auriez certifié
- ils/elles auraient certifié
Conditionalis II
- ik zou hebben betuigd
- jij zou hebben betuigd
- hij/zij/het zou hebben betuigd
- wij zouden hebben betuigd
- jullie zouden hebben betuigd
- zij zouden hebben betuigd
Impératif
- tu certifie
- vous certifiez
Imperatief
- jij betuig
- jullie betuigt