Vervoeging van cirer
Onbepaalde wijs (infinitief): cirer
Frans
Nederlands
Présent
- je cire
- tu cires
- il/elle cire
- nous cirons
- vous cirez
- ils/elles cirent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik poets
- jij poetst
- hij/zij/het poetst
- wij poetsen
- jullie poetsen
- zij poetsen
Indicatif imparfait
- je cirais
- tu cirais
- il/elle cirait
- nous cirions
- vous ciriez
- ils/elles ciraient
Onvoltooid verleden tijd
- ik poetste
- jij poetste
- hij/zij/het poetste
- wij poetsten
- jullie poetsten
- zij poetsten
Indicatif passé composé
- j'ai ciré
- tu as ciré
- il/elle a ciré
- nous avons ciré
- vous avez ciré
- ils/elles ont ciré
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepoetst
- jij hebt gepoetst
- hij/zij/het heeft gepoetst
- wij hebben gepoetst
- jullie hebben gepoetst
- zij hebben gepoetst
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais ciré
- tu avais ciré
- il/elle avait ciré
- nous avions ciré
- vous aviez ciré
- ils/elles avaient ciré
Voltooid verleden tijd
- ik had gepoetst
- jij had gepoetst
- hij/zij/het had gepoetst
- wij hadden gepoetst
- jullie hadden gepoetst
- zij hadden gepoetst
Indicatif futur
- je cirerai
- tu cireras
- il/elle cirera
- nous cirerons
- vous cirerez
- ils/elles cireront
Toekomende tijd I
- ik zal poetsen
- jij zult poetsen
- hij/zij/het zal poetsen
- wij zullen poetsen
- jullie zullen poetsen
- zij zullen poetsen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai ciré
- tu auras ciré
- il/elle aura ciré
- nous aurons ciré
- vous aurez ciré
- ils/elles auront ciré
Toekomende tijd II
- ik zal gepoetst hebben
- jij zult gepoetst hebben
- hij/zij/het zal gepoetst hebben
- wij zullen gepoetst hebben
- jullie zullen gepoetst hebben
- zij zullen gepoetst hebben
Conditionnel présent
- je cirerais
- tu cirerais
- il/elle cirerait
- nous cirerions
- vous cireriez
- ils/elles cireraient
Conditionalis I
- ik zou poetsen
- jij zou poetsen
- hij/zij/het zou poetsen
- wij zouden poetsen
- jullie zouden poetsen
- zij zouden poetsen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais ciré
- tu aurais ciré
- il/elle aurait ciré
- nous aurions ciré
- vous auriez ciré
- ils/elles auraient ciré
Conditionalis II
- ik zou hebben gepoetst
- jij zou hebben gepoetst
- hij/zij/het zou hebben gepoetst
- wij zouden hebben gepoetst
- jullie zouden hebben gepoetst
- zij zouden hebben gepoetst
Impératif
- tu cire
- vous cirez
Imperatief
- jij poets
- jullie poetst