Vervoeging van concevoir

Vertaling: ontvangen

Frans

Nederlands

Présent

  • je conçois
  • tu conçois
  • il/elle conçoit
  • nous concevons
  • vous concevez
  • ils/elles conçoivent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontvang
  • jij ontvangt
  • hij/zij/het ontvangt
  • wij ontvangen
  • jullie ontvangen
  • zij ontvangen

Indicatif imparfait

  • je concevais
  • tu concevais
  • il/elle concevait
  • nous concevions
  • vous conceviez
  • ils/elles concevaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontving
  • jij ontving
  • hij/zij/het ontving
  • wij ontvingen
  • jullie ontvingen
  • zij ontvingen

Indicatif passé composé

  • j'ai conçu
  • tu as conçu
  • il/elle a conçu
  • nous avons conçu
  • vous avez conçu
  • ils/elles ont conçu

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontvangen
  • jij hebt ontvangen
  • hij/zij/het heeft ontvangen
  • wij hebben ontvangen
  • jullie hebben ontvangen
  • zij hebben ontvangen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais conçu
  • tu avais conçu
  • il/elle avait conçu
  • nous avions conçu
  • vous aviez conçu
  • ils/elles avaient conçu

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontvangen
  • jij had ontvangen
  • hij/zij/het had ontvangen
  • wij hadden ontvangen
  • jullie hadden ontvangen
  • zij hadden ontvangen

Indicatif futur

  • je concevrai
  • tu concevras
  • il/elle concevra
  • nous concevrons
  • vous concevrez
  • ils/elles concevront

Toekomende tijd I

  • ik zal ontvangen
  • jij zult ontvangen
  • hij/zij/het zal ontvangen
  • wij zullen ontvangen
  • jullie zullen ontvangen
  • zij zullen ontvangen

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai conçu
  • tu auras conçu
  • il/elle aura conçu
  • nous aurons conçu
  • vous aurez conçu
  • ils/elles auront conçu

Toekomende tijd II

  • ik zal ontvangen hebben
  • jij zult ontvangen hebben
  • hij/zij/het zal ontvangen hebben
  • wij zullen ontvangen hebben
  • jullie zullen ontvangen hebben
  • zij zullen ontvangen hebben

Conditionnel présent

  • je concevrais
  • tu concevrais
  • il/elle concevrait
  • nous concevrions
  • vous concevriez
  • ils/elles concevraient

Conditionalis I

  • ik zou ontvangen
  • jij zou ontvangen
  • hij/zij/het zou ontvangen
  • wij zouden ontvangen
  • jullie zouden ontvangen
  • zij zouden ontvangen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais conçu
  • tu aurais conçu
  • il/elle aurait conçu
  • nous aurions conçu
  • vous auriez conçu
  • ils/elles auraient conçu

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontvangen
  • jij zou hebben ontvangen
  • hij/zij/het zou hebben ontvangen
  • wij zouden hebben ontvangen
  • jullie zouden hebben ontvangen
  • zij zouden hebben ontvangen

Impératif

  • tu conçois
  • vous concevez

Imperatief

  • jij ontvang
  • jullie ontvangt