Vervoeging van corrompre
Onbepaalde wijs (infinitief): corrompre
Frans
Nederlands
Présent
- je corromps
- tu corromps
- il/elle corrompt
- nous corrompons
- vous corrompez
- ils/elles corrompent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik koop om
- jij koopt om
- hij/zij/het koopt om
- wij kopen om
- jullie kopen om
- zij kopen om
Indicatif imparfait
- je corrompais
- tu corrompais
- il/elle corrompait
- nous corrompions
- vous corrompiez
- ils/elles corrompaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik kocht om
- jij kocht om
- hij/zij/het kocht om
- wij kochten om
- jullie kochten om
- zij kochten om
Indicatif passé composé
- j'ai corrompu
- tu as corrompu
- il/elle a corrompu
- nous avons corrompu
- vous avez corrompu
- ils/elles ont corrompu
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgekocht
- jij hebt omgekocht
- hij/zij/het heeft omgekocht
- wij hebben omgekocht
- jullie hebben omgekocht
- zij hebben omgekocht
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais corrompu
- tu avais corrompu
- il/elle avait corrompu
- nous avions corrompu
- vous aviez corrompu
- ils/elles avaient corrompu
Voltooid verleden tijd
- ik had omgekocht
- jij had omgekocht
- hij/zij/het had omgekocht
- wij hadden omgekocht
- jullie hadden omgekocht
- zij hadden omgekocht
Indicatif futur
- je corromprai
- tu corrompras
- il/elle corrompra
- nous corromprons
- vous corromprez
- ils/elles corrompront
Toekomende tijd I
- ik zal omkopen
- jij zult omkopen
- hij/zij/het zal omkopen
- wij zullen omkopen
- jullie zullen omkopen
- zij zullen omkopen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai corrompu
- tu auras corrompu
- il/elle aura corrompu
- nous aurons corrompu
- vous aurez corrompu
- ils/elles auront corrompu
Toekomende tijd II
- ik zal omgekocht hebben
- jij zult omgekocht hebben
- hij/zij/het zal omgekocht hebben
- wij zullen omgekocht hebben
- jullie zullen omgekocht hebben
- zij zullen omgekocht hebben
Conditionnel présent
- je corromprais
- tu corromprais
- il/elle corromprait
- nous corromprions
- vous corrompriez
- ils/elles corrompraient
Conditionalis I
- ik zou omkopen
- jij zou omkopen
- hij/zij/het zou omkopen
- wij zouden omkopen
- jullie zouden omkopen
- zij zouden omkopen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais corrompu
- tu aurais corrompu
- il/elle aurait corrompu
- nous aurions corrompu
- vous auriez corrompu
- ils/elles auraient corrompu
Conditionalis II
- ik zou hebben omgekocht
- jij zou hebben omgekocht
- hij/zij/het zou hebben omgekocht
- wij zouden hebben omgekocht
- jullie zouden hebben omgekocht
- zij zouden hebben omgekocht
Impératif
- tu corromps
- vous corrompez
Imperatief
- jij koop om
- jullie koopt om