Vervoeging van dire
Onbepaalde wijs (infinitief): dire
Frans
Nederlands
Présent
- je dis
- tu dis
- il/elle dit
- nous disons
- vous dites
- ils/elles disent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geef op
- jij geeft op
- hij/zij/het geeft op
- wij geven op
- jullie geven op
- zij geven op
Indicatif imparfait
- je disais
- tu disais
- il/elle disait
- nous disions
- vous disiez
- ils/elles disaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaf op
- jij gaf op
- hij/zij/het gaf op
- wij gaven op
- jullie gaven op
- zij gaven op
Indicatif passé composé
- j'ai dit
- tu as dit
- il/elle a dit
- nous avons dit
- vous avez dit
- ils/elles ont dit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgegeven
- jij hebt opgegeven
- hij/zij/het heeft opgegeven
- wij hebben opgegeven
- jullie hebben opgegeven
- zij hebben opgegeven
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais dit
- tu avais dit
- il/elle avait dit
- nous avions dit
- vous aviez dit
- ils/elles avaient dit
Voltooid verleden tijd
- ik had opgegeven
- jij had opgegeven
- hij/zij/het had opgegeven
- wij hadden opgegeven
- jullie hadden opgegeven
- zij hadden opgegeven
Indicatif futur
- je dirai
- tu diras
- il/elle dira
- nous dirons
- vous direz
- ils/elles diront
Toekomende tijd I
- ik zal opgeven
- jij zult opgeven
- hij/zij/het zal opgeven
- wij zullen opgeven
- jullie zullen opgeven
- zij zullen opgeven
Indicatif futur antérieur
- j'aurai dit
- tu auras dit
- il/elle aura dit
- nous aurons dit
- vous aurez dit
- ils/elles auront dit
Toekomende tijd II
- ik zal opgegeven hebben
- jij zult opgegeven hebben
- hij/zij/het zal opgegeven hebben
- wij zullen opgegeven hebben
- jullie zullen opgegeven hebben
- zij zullen opgegeven hebben
Conditionnel présent
- je dirais
- tu dirais
- il/elle dirait
- nous dirions
- vous diriez
- ils/elles diraient
Conditionalis I
- ik zou opgeven
- jij zou opgeven
- hij/zij/het zou opgeven
- wij zouden opgeven
- jullie zouden opgeven
- zij zouden opgeven
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais dit
- tu aurais dit
- il/elle aurait dit
- nous aurions dit
- vous auriez dit
- ils/elles auraient dit
Conditionalis II
- ik zou hebben opgegeven
- jij zou hebben opgegeven
- hij/zij/het zou hebben opgegeven
- wij zouden hebben opgegeven
- jullie zouden hebben opgegeven
- zij zouden hebben opgegeven
Impératif
- tu dis
- vous dites
Imperatief
- jij geef op
- jullie geeft op