Vervoeging van disparaître
Onbepaalde wijs (infinitief): disparaître
Frans
Nederlands
Présent
- je disparais
- tu disparais
- il/elle disparaît
- nous disparaissons
- vous disparaissez
- ils/elles disparaissent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdwijn
- jij verdwijnt
- hij/zij/het verdwijnt
- wij verdwijnen
- jullie verdwijnen
- zij verdwijnen
Indicatif imparfait
- je disparaissais
- tu disparaissais
- il/elle disparaissait
- nous disparaissions
- vous disparaissiez
- ils/elles disparaissaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdween
- jij verdween
- hij/zij/het verdween
- wij verdwenen
- jullie verdwenen
- zij verdwenen
Indicatif passé composé
- j'ai disparu
- tu as disparu
- il/elle a disparu
- nous avons disparu
- vous avez disparu
- ils/elles ont disparu
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben verdwenen
- jij bent verdwenen
- hij/zij/het is verdwenen
- wij zijn verdwenen
- jullie zijn verdwenen
- zij zijn verdwenen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais disparu
- tu avais disparu
- il/elle avait disparu
- nous avions disparu
- vous aviez disparu
- ils/elles avaient disparu
Voltooid verleden tijd
- ik was verdwenen
- jij was verdwenen
- hij/zij/het was verdwenen
- wij waren verdwenen
- jullie waren verdwenen
- zij waren verdwenen
Indicatif futur
- je disparaîtrai
- tu disparaîtras
- il/elle disparaîtra
- nous disparaîtrons
- vous disparaîtrez
- ils/elles disparaîtront
Toekomende tijd I
- ik zal verdwijnen
- jij zult verdwijnen
- hij/zij/het zal verdwijnen
- wij zullen verdwijnen
- jullie zullen verdwijnen
- zij zullen verdwijnen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai disparu
- tu auras disparu
- il/elle aura disparu
- nous aurons disparu
- vous aurez disparu
- ils/elles auront disparu
Toekomende tijd II
- ik zal verdwenen zijn
- jij zult verdwenen zijn
- hij/zij/het zal verdwenen zijn
- wij zullen verdwenen zijn
- jullie zullen verdwenen zijn
- zij zullen verdwenen zijn
Conditionnel présent
- je disparaîtrais
- tu disparaîtrais
- il/elle disparaîtrait
- nous disparaîtrions
- vous disparaîtriez
- ils/elles disparaîtraient
Conditionalis I
- ik zou verdwijnen
- jij zou verdwijnen
- hij/zij/het zou verdwijnen
- wij zouden verdwijnen
- jullie zouden verdwijnen
- zij zouden verdwijnen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais disparu
- tu aurais disparu
- il/elle aurait disparu
- nous aurions disparu
- vous auriez disparu
- ils/elles auraient disparu
Conditionalis II
- ik zou zijn verdwenen
- jij zou zijn verdwenen
- hij/zij/het zou zijn verdwenen
- wij zouden zijn verdwenen
- jullie zouden zijn verdwenen
- zij zouden zijn verdwenen
Impératif
- tu disparais
- vous disparaissez
Imperatief
- jij verdwijn
- jullie verdwijnt