Vervoeging van entreprendre

Vertaling: ondernemen

Frans

Nederlands

Présent

  • j'entreprends
  • tu entreprends
  • il/elle entreprend
  • nous entreprenons
  • vous entreprenez
  • ils/elles entreprennent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderneem
  • jij onderneemt
  • hij/zij/het onderneemt
  • wij ondernemen
  • jullie ondernemen
  • zij ondernemen

Indicatif imparfait

  • j'entreprenais
  • tu entreprenais
  • il/elle entreprenait
  • nous entreprenions
  • vous entrepreniez
  • ils/elles entreprenaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ondernam
  • jij ondernam
  • hij/zij/het ondernam
  • wij ondernamen
  • jullie ondernamen
  • zij ondernamen

Indicatif passé composé

  • j'ai entrepris
  • tu as entrepris
  • il/elle a entrepris
  • nous avons entrepris
  • vous avez entrepris
  • ils/elles ont entrepris

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ondernomen
  • jij hebt ondernomen
  • hij/zij/het heeft ondernomen
  • wij hebben ondernomen
  • jullie hebben ondernomen
  • zij hebben ondernomen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais entrepris
  • tu avais entrepris
  • il/elle avait entrepris
  • nous avions entrepris
  • vous aviez entrepris
  • ils/elles avaient entrepris

Voltooid verleden tijd

  • ik had ondernomen
  • jij had ondernomen
  • hij/zij/het had ondernomen
  • wij hadden ondernomen
  • jullie hadden ondernomen
  • zij hadden ondernomen

Indicatif futur

  • j'entreprendrai
  • tu entreprendras
  • il/elle entreprendra
  • nous entreprendrons
  • vous entreprendrez
  • ils/elles entreprendront

Toekomende tijd I

  • ik zal ondernemen
  • jij zult ondernemen
  • hij/zij/het zal ondernemen
  • wij zullen ondernemen
  • jullie zullen ondernemen
  • zij zullen ondernemen

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai entrepris
  • tu auras entrepris
  • il/elle aura entrepris
  • nous aurons entrepris
  • vous aurez entrepris
  • ils/elles auront entrepris

Toekomende tijd II

  • ik zal ondernomen hebben
  • jij zult ondernomen hebben
  • hij/zij/het zal ondernomen hebben
  • wij zullen ondernomen hebben
  • jullie zullen ondernomen hebben
  • zij zullen ondernomen hebben

Conditionnel présent

  • j'entreprendrais
  • tu entreprendrais
  • il/elle entreprendrait
  • nous entreprendrions
  • vous entreprendriez
  • ils/elles entreprendraient

Conditionalis I

  • ik zou ondernemen
  • jij zou ondernemen
  • hij/zij/het zou ondernemen
  • wij zouden ondernemen
  • jullie zouden ondernemen
  • zij zouden ondernemen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais entrepris
  • tu aurais entrepris
  • il/elle aurait entrepris
  • nous aurions entrepris
  • vous auriez entrepris
  • ils/elles auraient entrepris

Conditionalis II

  • ik zou hebben ondernomen
  • jij zou hebben ondernomen
  • hij/zij/het zou hebben ondernomen
  • wij zouden hebben ondernomen
  • jullie zouden hebben ondernomen
  • zij zouden hebben ondernomen

Impératif

  • tu entreprends
  • vous entreprenez

Imperatief

  • jij onderneem
  • jullie onderneemt