Vervoeging van forcer
Onbepaalde wijs (infinitief): forcer
Frans
Nederlands
Présent
- je force
- tu forces
- il/elle force
- nous forçons
- vous forcez
- ils/elles forcent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik moedig aan
- jij moedigt aan
- hij/zij/het moedigt aan
- wij moedigen aan
- jullie moedigen aan
- zij moedigen aan
Indicatif imparfait
- je forçais
- tu forçais
- il/elle forçait
- nous forcions
- vous forciez
- ils/elles forçaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik moedigde aan
- jij moedigde aan
- hij/zij/het moedigde aan
- wij moedigden aan
- jullie moedigden aan
- zij moedigden aan
Indicatif passé composé
- j'ai forcé
- tu as forcé
- il/elle a forcé
- nous avons forcé
- vous avez forcé
- ils/elles ont forcé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangemoedigd
- jij hebt aangemoedigd
- hij/zij/het heeft aangemoedigd
- wij hebben aangemoedigd
- jullie hebben aangemoedigd
- zij hebben aangemoedigd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais forcé
- tu avais forcé
- il/elle avait forcé
- nous avions forcé
- vous aviez forcé
- ils/elles avaient forcé
Voltooid verleden tijd
- ik had aangemoedigd
- jij had aangemoedigd
- hij/zij/het had aangemoedigd
- wij hadden aangemoedigd
- jullie hadden aangemoedigd
- zij hadden aangemoedigd
Indicatif futur
- je forcerai
- tu forceras
- il/elle forcera
- nous forcerons
- vous forcerez
- ils/elles forceront
Toekomende tijd I
- ik zal aanmoedigen
- jij zult aanmoedigen
- hij/zij/het zal aanmoedigen
- wij zullen aanmoedigen
- jullie zullen aanmoedigen
- zij zullen aanmoedigen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai forcé
- tu auras forcé
- il/elle aura forcé
- nous aurons forcé
- vous aurez forcé
- ils/elles auront forcé
Toekomende tijd II
- ik zal aangemoedigd hebben
- jij zult aangemoedigd hebben
- hij/zij/het zal aangemoedigd hebben
- wij zullen aangemoedigd hebben
- jullie zullen aangemoedigd hebben
- zij zullen aangemoedigd hebben
Conditionnel présent
- je forcerais
- tu forcerais
- il/elle forcerait
- nous forcerions
- vous forceriez
- ils/elles forceraient
Conditionalis I
- ik zou aanmoedigen
- jij zou aanmoedigen
- hij/zij/het zou aanmoedigen
- wij zouden aanmoedigen
- jullie zouden aanmoedigen
- zij zouden aanmoedigen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais forcé
- tu aurais forcé
- il/elle aurait forcé
- nous aurions forcé
- vous auriez forcé
- ils/elles auraient forcé
Conditionalis II
- ik zou hebben aangemoedigd
- jij zou hebben aangemoedigd
- hij/zij/het zou hebben aangemoedigd
- wij zouden hebben aangemoedigd
- jullie zouden hebben aangemoedigd
- zij zouden hebben aangemoedigd
Impératif
- tu force
- vous forcez
Imperatief
- jij moedig aan
- jullie moedigt aan