Vervoeging van greffer
Onbepaalde wijs (infinitief): greffer
Frans
Nederlands
Présent
- je greffe
- tu greffes
- il/elle greffe
- nous greffons
- vous greffez
- ils/elles greffent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ent
- jij ent
- hij/zij/het ent
- wij enten
- jullie enten
- zij enten
Indicatif imparfait
- je greffais
- tu greffais
- il/elle greffait
- nous greffions
- vous greffiez
- ils/elles greffaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik entte
- jij entte
- hij/zij/het entte
- wij entten
- jullie entten
- zij entten
Indicatif passé composé
- j'ai greffé
- tu as greffé
- il/elle a greffé
- nous avons greffé
- vous avez greffé
- ils/elles ont greffé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geënt
- jij hebt geënt
- hij/zij/het heeft geënt
- wij hebben geënt
- jullie hebben geënt
- zij hebben geënt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais greffé
- tu avais greffé
- il/elle avait greffé
- nous avions greffé
- vous aviez greffé
- ils/elles avaient greffé
Voltooid verleden tijd
- ik had geënt
- jij had geënt
- hij/zij/het had geënt
- wij hadden geënt
- jullie hadden geënt
- zij hadden geënt
Indicatif futur
- je grefferai
- tu grefferas
- il/elle greffera
- nous grefferons
- vous grefferez
- ils/elles grefferont
Toekomende tijd I
- ik zal enten
- jij zult enten
- hij/zij/het zal enten
- wij zullen enten
- jullie zullen enten
- zij zullen enten
Indicatif futur antérieur
- j'aurai greffé
- tu auras greffé
- il/elle aura greffé
- nous aurons greffé
- vous aurez greffé
- ils/elles auront greffé
Toekomende tijd II
- ik zal geënt hebben
- jij zult geënt hebben
- hij/zij/het zal geënt hebben
- wij zullen geënt hebben
- jullie zullen geënt hebben
- zij zullen geënt hebben
Conditionnel présent
- je grefferais
- tu grefferais
- il/elle grefferait
- nous grefferions
- vous grefferiez
- ils/elles grefferaient
Conditionalis I
- ik zou enten
- jij zou enten
- hij/zij/het zou enten
- wij zouden enten
- jullie zouden enten
- zij zouden enten
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais greffé
- tu aurais greffé
- il/elle aurait greffé
- nous aurions greffé
- vous auriez greffé
- ils/elles auraient greffé
Conditionalis II
- ik zou hebben geënt
- jij zou hebben geënt
- hij/zij/het zou hebben geënt
- wij zouden hebben geënt
- jullie zouden hebben geënt
- zij zouden hebben geënt
Impératif
- tu greffe
- vous greffez
Imperatief
- jij ent
- jullie ent