Vervoeging van guider
Onbepaalde wijs (infinitief): guider
Frans
Nederlands
Présent
- je guide
- tu guides
- il/elle guide
- nous guidons
- vous guidez
- ils/elles guident
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leid
- jij leidt
- hij/zij/het leidt
- wij leiden
- jullie leiden
- zij leiden
Indicatif imparfait
- je guidais
- tu guidais
- il/elle guidait
- nous guidions
- vous guidiez
- ils/elles guidaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik leidde
- jij leidde
- hij/zij/het leidde
- wij leidden
- jullie leidden
- zij leidden
Indicatif passé composé
- j'ai guidé
- tu as guidé
- il/elle a guidé
- nous avons guidé
- vous avez guidé
- ils/elles ont guidé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geleid
- jij hebt geleid
- hij/zij/het heeft geleid
- wij hebben geleid
- jullie hebben geleid
- zij hebben geleid
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais guidé
- tu avais guidé
- il/elle avait guidé
- nous avions guidé
- vous aviez guidé
- ils/elles avaient guidé
Voltooid verleden tijd
- ik had geleid
- jij had geleid
- hij/zij/het had geleid
- wij hadden geleid
- jullie hadden geleid
- zij hadden geleid
Indicatif futur
- je guiderai
- tu guideras
- il/elle guidera
- nous guiderons
- vous guiderez
- ils/elles guideront
Toekomende tijd I
- ik zal leiden
- jij zult leiden
- hij/zij/het zal leiden
- wij zullen leiden
- jullie zullen leiden
- zij zullen leiden
Indicatif futur antérieur
- j'aurai guidé
- tu auras guidé
- il/elle aura guidé
- nous aurons guidé
- vous aurez guidé
- ils/elles auront guidé
Toekomende tijd II
- ik zal geleid hebben
- jij zult geleid hebben
- hij/zij/het zal geleid hebben
- wij zullen geleid hebben
- jullie zullen geleid hebben
- zij zullen geleid hebben
Conditionnel présent
- je guiderais
- tu guiderais
- il/elle guiderait
- nous guiderions
- vous guideriez
- ils/elles guideraient
Conditionalis I
- ik zou leiden
- jij zou leiden
- hij/zij/het zou leiden
- wij zouden leiden
- jullie zouden leiden
- zij zouden leiden
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais guidé
- tu aurais guidé
- il/elle aurait guidé
- nous aurions guidé
- vous auriez guidé
- ils/elles auraient guidé
Conditionalis II
- ik zou hebben geleid
- jij zou hebben geleid
- hij/zij/het zou hebben geleid
- wij zouden hebben geleid
- jullie zouden hebben geleid
- zij zouden hebben geleid
Impératif
- tu guide
- vous guidez
Imperatief
- jij leid
- jullie leidt