Vervoeging van hérisser
Onbepaalde wijs (infinitief): hérisser
Frans
Nederlands
Présent
- je hérisse
- tu hérisses
- il/elle hérisse
- nous hérissons
- vous hérissez
- ils/elles hérissent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wakker aan
- jij wakkert aan
- hij/zij/het wakkert aan
- wij wakkeren aan
- jullie wakkeren aan
- zij wakkeren aan
Indicatif imparfait
- je hérissais
- tu hérissais
- il/elle hérissait
- nous hérissions
- vous hérissiez
- ils/elles hérissaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik wakkerde aan
- jij wakkerde aan
- hij/zij/het wakkerde aan
- wij wakkerden aan
- jullie wakkerden aan
- zij wakkerden aan
Indicatif passé composé
- j'ai hérissé
- tu as hérissé
- il/elle a hérissé
- nous avons hérissé
- vous avez hérissé
- ils/elles ont hérissé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangewakkerd
- jij hebt aangewakkerd
- hij/zij/het heeft aangewakkerd
- wij hebben aangewakkerd
- jullie hebben aangewakkerd
- zij hebben aangewakkerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais hérissé
- tu avais hérissé
- il/elle avait hérissé
- nous avions hérissé
- vous aviez hérissé
- ils/elles avaient hérissé
Voltooid verleden tijd
- ik had aangewakkerd
- jij had aangewakkerd
- hij/zij/het had aangewakkerd
- wij hadden aangewakkerd
- jullie hadden aangewakkerd
- zij hadden aangewakkerd
Indicatif futur
- je hérisserai
- tu hérisseras
- il/elle hérissera
- nous hérisserons
- vous hérisserez
- ils/elles hérisseront
Toekomende tijd I
- ik zal aanwakkeren
- jij zult aanwakkeren
- hij/zij/het zal aanwakkeren
- wij zullen aanwakkeren
- jullie zullen aanwakkeren
- zij zullen aanwakkeren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai hérissé
- tu auras hérissé
- il/elle aura hérissé
- nous aurons hérissé
- vous aurez hérissé
- ils/elles auront hérissé
Toekomende tijd II
- ik zal aangewakkerd hebben
- jij zult aangewakkerd hebben
- hij/zij/het zal aangewakkerd hebben
- wij zullen aangewakkerd hebben
- jullie zullen aangewakkerd hebben
- zij zullen aangewakkerd hebben
Conditionnel présent
- je hérisserais
- tu hérisserais
- il/elle hérisserait
- nous hérisserions
- vous hérisseriez
- ils/elles hérisseraient
Conditionalis I
- ik zou aanwakkeren
- jij zou aanwakkeren
- hij/zij/het zou aanwakkeren
- wij zouden aanwakkeren
- jullie zouden aanwakkeren
- zij zouden aanwakkeren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais hérissé
- tu aurais hérissé
- il/elle aurait hérissé
- nous aurions hérissé
- vous auriez hérissé
- ils/elles auraient hérissé
Conditionalis II
- ik zou hebben aangewakkerd
- jij zou hebben aangewakkerd
- hij/zij/het zou hebben aangewakkerd
- wij zouden hebben aangewakkerd
- jullie zouden hebben aangewakkerd
- zij zouden hebben aangewakkerd
Impératif
- tu hérisse
- vous hérissez
Imperatief
- jij wakker aan
- jullie wakkert aan