Vervoeging van impliquer
Onbepaalde wijs (infinitief): impliquer
Frans
Nederlands
Présent
- j'implique
- tu impliques
- il/elle implique
- nous impliquons
- vous impliquez
- ils/elles impliquent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik impliceer
- jij impliceert
- hij/zij/het impliceert
- wij impliceren
- jullie impliceren
- zij impliceren
Indicatif imparfait
- j'impliquais
- tu impliquais
- il/elle impliquait
- nous impliquions
- vous impliquiez
- ils/elles impliquaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik impliceerde
- jij impliceerde
- hij/zij/het impliceerde
- wij impliceerden
- jullie impliceerden
- zij impliceerden
Indicatif passé composé
- j'ai impliqué
- tu as impliqué
- il/elle a impliqué
- nous avons impliqué
- vous avez impliqué
- ils/elles ont impliqué
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïmpliceerd
- jij hebt geïmpliceerd
- hij/zij/het heeft geïmpliceerd
- wij hebben geïmpliceerd
- jullie hebben geïmpliceerd
- zij hebben geïmpliceerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais impliqué
- tu avais impliqué
- il/elle avait impliqué
- nous avions impliqué
- vous aviez impliqué
- ils/elles avaient impliqué
Voltooid verleden tijd
- ik had geïmpliceerd
- jij had geïmpliceerd
- hij/zij/het had geïmpliceerd
- wij hadden geïmpliceerd
- jullie hadden geïmpliceerd
- zij hadden geïmpliceerd
Indicatif futur
- j'impliquerai
- tu impliqueras
- il/elle impliquera
- nous impliquerons
- vous impliquerez
- ils/elles impliqueront
Toekomende tijd I
- ik zal impliceren
- jij zult impliceren
- hij/zij/het zal impliceren
- wij zullen impliceren
- jullie zullen impliceren
- zij zullen impliceren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai impliqué
- tu auras impliqué
- il/elle aura impliqué
- nous aurons impliqué
- vous aurez impliqué
- ils/elles auront impliqué
Toekomende tijd II
- ik zal geïmpliceerd hebben
- jij zult geïmpliceerd hebben
- hij/zij/het zal geïmpliceerd hebben
- wij zullen geïmpliceerd hebben
- jullie zullen geïmpliceerd hebben
- zij zullen geïmpliceerd hebben
Conditionnel présent
- j'impliquerais
- tu impliquerais
- il/elle impliquerait
- nous impliquerions
- vous impliqueriez
- ils/elles impliqueraient
Conditionalis I
- ik zou impliceren
- jij zou impliceren
- hij/zij/het zou impliceren
- wij zouden impliceren
- jullie zouden impliceren
- zij zouden impliceren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais impliqué
- tu aurais impliqué
- il/elle aurait impliqué
- nous aurions impliqué
- vous auriez impliqué
- ils/elles auraient impliqué
Conditionalis II
- ik zou hebben geïmpliceerd
- jij zou hebben geïmpliceerd
- hij/zij/het zou hebben geïmpliceerd
- wij zouden hebben geïmpliceerd
- jullie zouden hebben geïmpliceerd
- zij zouden hebben geïmpliceerd
Impératif
- tu implique
- vous impliquez
Imperatief
- jij impliceer
- jullie impliceert