Vervoeging van inaugurer
Onbepaalde wijs (infinitief): inaugurer
Frans
Nederlands
Présent
- j'inaugure
- tu inaugures
- il/elle inaugure
- nous inaugurons
- vous inaugurez
- ils/elles inaugurent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik inaugureer
- jij inaugureert
- hij/zij/het inaugureert
- wij inaugureren
- jullie inaugureren
- zij inaugureren
Indicatif imparfait
- j'inaugurais
- tu inaugurais
- il/elle inaugurait
- nous inaugurions
- vous inauguriez
- ils/elles inauguraient
Onvoltooid verleden tijd
- ik inaugureerde
- jij inaugureerde
- hij/zij/het inaugureerde
- wij inaugureerden
- jullie inaugureerden
- zij inaugureerden
Indicatif passé composé
- j'ai inauguré
- tu as inauguré
- il/elle a inauguré
- nous avons inauguré
- vous avez inauguré
- ils/elles ont inauguré
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnaugureerd
- jij hebt geïnaugureerd
- hij/zij/het heeft geïnaugureerd
- wij hebben geïnaugureerd
- jullie hebben geïnaugureerd
- zij hebben geïnaugureerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais inauguré
- tu avais inauguré
- il/elle avait inauguré
- nous avions inauguré
- vous aviez inauguré
- ils/elles avaient inauguré
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnaugureerd
- jij had geïnaugureerd
- hij/zij/het had geïnaugureerd
- wij hadden geïnaugureerd
- jullie hadden geïnaugureerd
- zij hadden geïnaugureerd
Indicatif futur
- j'inaugurerai
- tu inaugureras
- il/elle inaugurera
- nous inaugurerons
- vous inaugurerez
- ils/elles inaugureront
Toekomende tijd I
- ik zal inaugureren
- jij zult inaugureren
- hij/zij/het zal inaugureren
- wij zullen inaugureren
- jullie zullen inaugureren
- zij zullen inaugureren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai inauguré
- tu auras inauguré
- il/elle aura inauguré
- nous aurons inauguré
- vous aurez inauguré
- ils/elles auront inauguré
Toekomende tijd II
- ik zal geïnaugureerd hebben
- jij zult geïnaugureerd hebben
- hij/zij/het zal geïnaugureerd hebben
- wij zullen geïnaugureerd hebben
- jullie zullen geïnaugureerd hebben
- zij zullen geïnaugureerd hebben
Conditionnel présent
- j'inaugurerais
- tu inaugurerais
- il/elle inaugurerait
- nous inaugurerions
- vous inaugureriez
- ils/elles inaugureraient
Conditionalis I
- ik zou inaugureren
- jij zou inaugureren
- hij/zij/het zou inaugureren
- wij zouden inaugureren
- jullie zouden inaugureren
- zij zouden inaugureren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais inauguré
- tu aurais inauguré
- il/elle aurait inauguré
- nous aurions inauguré
- vous auriez inauguré
- ils/elles auraient inauguré
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnaugureerd
- jij zou hebben geïnaugureerd
- hij/zij/het zou hebben geïnaugureerd
- wij zouden hebben geïnaugureerd
- jullie zouden hebben geïnaugureerd
- zij zouden hebben geïnaugureerd
Impératif
- tu inaugure
- vous inaugurez
Imperatief
- jij inaugureer
- jullie inaugureert