Vervoeging van intervenir
Onbepaalde wijs (infinitief): intervenir
Frans
Nederlands
Présent
- il/elle intervient
- ils/elles interviennent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gebeurt
- zij gebeuren
Indicatif imparfait
- il/elle intervenait
- ils/elles intervenaient
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het gebeurde
- zij gebeurden
Indicatif passé composé
- il/elle est intervenu(e)
- ils/elles sont intervenu(e)s
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is gebeurd
- zij zijn gebeurd
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle était intervenu(e)
- ils/elles étaient intervenu(e)s
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was gebeurd
- zij waren gebeurd
Indicatif futur
- il/elle interviendra
- ils/elles interviendront
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal gebeuren
- zij zult gebeuren
Indicatif futur antérieur
- il/elle sera intervenu(e)
- ils/elles seront intervenu(e)s
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebeurd zijn
- zij zult gebeurd zijn
Conditionnel présent
- il/elle interviendrait
- ils/elles interviendraient
Conditionalis I
- hij/zij/het zal gebeuren
- zij zullen gebeuren
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle serait intervenu(e)
- ils/elles seraient intervenu(e)s
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn gebeurd
- zij zullen zijn gebeurd