Vervoeging van obéir

Vertaling: gehoorzamen

Frans

Nederlands

Présent

  • j'obéis
  • tu obéis
  • il/elle obéit
  • nous obéissons
  • vous obéissez
  • ils/elles obéissent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gehoorzaam
  • jij gehoorzaamt
  • hij/zij/het gehoorzaamt
  • wij gehoorzamen
  • jullie gehoorzamen
  • zij gehoorzamen

Indicatif imparfait

  • j'obéissais
  • tu obéissais
  • il/elle obéissait
  • nous obéissions
  • vous obéissiez
  • ils/elles obéissaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gehoorzaamde
  • jij gehoorzaamde
  • hij/zij/het gehoorzaamde
  • wij gehoorzaamden
  • jullie gehoorzaamden
  • zij gehoorzaamden

Indicatif passé composé

  • j'ai obéi
  • tu as obéi
  • il/elle a obéi
  • nous avons obéi
  • vous avez obéi
  • ils/elles ont obéi

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehoorzaamd
  • jij hebt gehoorzaamd
  • hij/zij/het heeft gehoorzaamd
  • wij hebben gehoorzaamd
  • jullie hebben gehoorzaamd
  • zij hebben gehoorzaamd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais obéi
  • tu avais obéi
  • il/elle avait obéi
  • nous avions obéi
  • vous aviez obéi
  • ils/elles avaient obéi

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehoorzaamd
  • jij had gehoorzaamd
  • hij/zij/het had gehoorzaamd
  • wij hadden gehoorzaamd
  • jullie hadden gehoorzaamd
  • zij hadden gehoorzaamd

Indicatif futur

  • j'obéirai
  • tu obéiras
  • il/elle obéira
  • nous obéirons
  • vous obéirez
  • ils/elles obéiront

Toekomende tijd I

  • ik zal gehoorzamen
  • jij zult gehoorzamen
  • hij/zij/het zal gehoorzamen
  • wij zullen gehoorzamen
  • jullie zullen gehoorzamen
  • zij zullen gehoorzamen

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai obéi
  • tu auras obéi
  • il/elle aura obéi
  • nous aurons obéi
  • vous aurez obéi
  • ils/elles auront obéi

Toekomende tijd II

  • ik zal gehoorzaamd hebben
  • jij zult gehoorzaamd hebben
  • hij/zij/het zal gehoorzaamd hebben
  • wij zullen gehoorzaamd hebben
  • jullie zullen gehoorzaamd hebben
  • zij zullen gehoorzaamd hebben

Conditionnel présent

  • j'obéirais
  • tu obéirais
  • il/elle obéirait
  • nous obéirions
  • vous obéiriez
  • ils/elles obéiraient

Conditionalis I

  • ik zou gehoorzamen
  • jij zou gehoorzamen
  • hij/zij/het zou gehoorzamen
  • wij zouden gehoorzamen
  • jullie zouden gehoorzamen
  • zij zouden gehoorzamen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais obéi
  • tu aurais obéi
  • il/elle aurait obéi
  • nous aurions obéi
  • vous auriez obéi
  • ils/elles auraient obéi

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehoorzaamd
  • jij zou hebben gehoorzaamd
  • hij/zij/het zou hebben gehoorzaamd
  • wij zouden hebben gehoorzaamd
  • jullie zouden hebben gehoorzaamd
  • zij zouden hebben gehoorzaamd

Impératif

  • tu obéis
  • vous obéissez

Imperatief

  • jij gehoorzaam
  • jullie gehoorzaamt