Vervoeging van quitter
Onbepaalde wijs (infinitief): quitter
Frans
Nederlands
Présent
- je quitte
- tu quittes
- il/elle quitte
- nous quittons
- vous quittez
- ils/elles quittent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlaat
- jij verlaat
- hij/zij/het verlaat
- wij verlaten
- jullie verlaten
- zij verlaten
Indicatif imparfait
- je quittais
- tu quittais
- il/elle quittait
- nous quittions
- vous quittiez
- ils/elles quittaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlaatte
- jij verlaatte
- hij/zij/het verlaatte
- wij verlaatten
- jullie verlaatten
- zij verlaatten
Indicatif passé composé
- j'ai quitté
- tu as quitté
- il/elle a quitté
- nous avons quitté
- vous avez quitté
- ils/elles ont quitté
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verlaat
- jij hebt verlaat
- hij/zij/het heeft verlaat
- wij hebben verlaat
- jullie hebben verlaat
- zij hebben verlaat
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais quitté
- tu avais quitté
- il/elle avait quitté
- nous avions quitté
- vous aviez quitté
- ils/elles avaient quitté
Voltooid verleden tijd
- ik had verlaat
- jij had verlaat
- hij/zij/het had verlaat
- wij hadden verlaat
- jullie hadden verlaat
- zij hadden verlaat
Indicatif futur
- je quitterai
- tu quitteras
- il/elle quittera
- nous quitterons
- vous quitterez
- ils/elles quitteront
Toekomende tijd I
- ik zal verlaten
- jij zult verlaten
- hij/zij/het zal verlaten
- wij zullen verlaten
- jullie zullen verlaten
- zij zullen verlaten
Indicatif futur antérieur
- j'aurai quitté
- tu auras quitté
- il/elle aura quitté
- nous aurons quitté
- vous aurez quitté
- ils/elles auront quitté
Toekomende tijd II
- ik zal verlaat hebben
- jij zult verlaat hebben
- hij/zij/het zal verlaat hebben
- wij zullen verlaat hebben
- jullie zullen verlaat hebben
- zij zullen verlaat hebben
Conditionnel présent
- je quitterais
- tu quitterais
- il/elle quitterait
- nous quitterions
- vous quitteriez
- ils/elles quitteraient
Conditionalis I
- ik zou verlaten
- jij zou verlaten
- hij/zij/het zou verlaten
- wij zouden verlaten
- jullie zouden verlaten
- zij zouden verlaten
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais quitté
- tu aurais quitté
- il/elle aurait quitté
- nous aurions quitté
- vous auriez quitté
- ils/elles auraient quitté
Conditionalis II
- ik zou hebben verlaat
- jij zou hebben verlaat
- hij/zij/het zou hebben verlaat
- wij zouden hebben verlaat
- jullie zouden hebben verlaat
- zij zouden hebben verlaat
Impératif
- tu quitte
- vous quittez
Imperatief
- jij verlaat
- jullie verlaat