Vervoeging van récupérer
Onbepaalde wijs (infinitief): récupérer
Frans
Nederlands
Présent
- je récupère
- tu récupères
- il/elle récupère
- nous récupérons
- vous récupérez
- ils/elles récupèrent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik win terug
- jij wint terug
- hij/zij/het wint terug
- wij winnen terug
- jullie winnen terug
- zij winnen terug
Indicatif imparfait
- je récupérais
- tu récupérais
- il/elle récupérait
- nous récupérions
- vous récupériez
- ils/elles récupéraient
Onvoltooid verleden tijd
- ik won terug
- jij won terug
- hij/zij/het won terug
- wij wonnen terug
- jullie wonnen terug
- zij wonnen terug
Indicatif passé composé
- j'ai récupéré
- tu as récupéré
- il/elle a récupéré
- nous avons récupéré
- vous avez récupéré
- ils/elles ont récupéré
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb teruggewonnen
- jij hebt teruggewonnen
- hij/zij/het heeft teruggewonnen
- wij hebben teruggewonnen
- jullie hebben teruggewonnen
- zij hebben teruggewonnen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais récupéré
- tu avais récupéré
- il/elle avait récupéré
- nous avions récupéré
- vous aviez récupéré
- ils/elles avaient récupéré
Voltooid verleden tijd
- ik had teruggewonnen
- jij had teruggewonnen
- hij/zij/het had teruggewonnen
- wij hadden teruggewonnen
- jullie hadden teruggewonnen
- zij hadden teruggewonnen
Indicatif futur
- je récupérerai
- tu récupéreras
- il/elle récupérera
- nous récupérerons
- vous récupérerez
- ils/elles récupéreront
Toekomende tijd I
- ik zal terugwinnen
- jij zult terugwinnen
- hij/zij/het zal terugwinnen
- wij zullen terugwinnen
- jullie zullen terugwinnen
- zij zullen terugwinnen
Indicatif futur antérieur
- j'aurai récupéré
- tu auras récupéré
- il/elle aura récupéré
- nous aurons récupéré
- vous aurez récupéré
- ils/elles auront récupéré
Toekomende tijd II
- ik zal teruggewonnen hebben
- jij zult teruggewonnen hebben
- hij/zij/het zal teruggewonnen hebben
- wij zullen teruggewonnen hebben
- jullie zullen teruggewonnen hebben
- zij zullen teruggewonnen hebben
Conditionnel présent
- je récupérerais
- tu récupérerais
- il/elle récupérerait
- nous récupérerions
- vous récupéreriez
- ils/elles récupéreraient
Conditionalis I
- ik zou terugwinnen
- jij zou terugwinnen
- hij/zij/het zou terugwinnen
- wij zouden terugwinnen
- jullie zouden terugwinnen
- zij zouden terugwinnen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais récupéré
- tu aurais récupéré
- il/elle aurait récupéré
- nous aurions récupéré
- vous auriez récupéré
- ils/elles auraient récupéré
Conditionalis II
- ik zou hebben teruggewonnen
- jij zou hebben teruggewonnen
- hij/zij/het zou hebben teruggewonnen
- wij zouden hebben teruggewonnen
- jullie zouden hebben teruggewonnen
- zij zouden hebben teruggewonnen
Impératif
- tu récupère
- vous récupérez
Imperatief
- jij win terug
- jullie wint terug