Vervoeging van ranimer
Onbepaalde wijs (infinitief): ranimer
Frans
Nederlands
Présent
- je ranime
- tu ranimes
- il/elle ranime
- nous ranimons
- vous ranimez
- ils/elles raniment
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wek op
- jij wekt op
- hij/zij/het wekt op
- wij wekken op
- jullie wekken op
- zij wekken op
Indicatif imparfait
- je ranimais
- tu ranimais
- il/elle ranimait
- nous ranimions
- vous ranimiez
- ils/elles ranimaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik wekte op
- jij wekte op
- hij/zij/het wekte op
- wij wekten op
- jullie wekten op
- zij wekten op
Indicatif passé composé
- j'ai ranimé
- tu as ranimé
- il/elle a ranimé
- nous avons ranimé
- vous avez ranimé
- ils/elles ont ranimé
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgewekt
- jij hebt opgewekt
- hij/zij/het heeft opgewekt
- wij hebben opgewekt
- jullie hebben opgewekt
- zij hebben opgewekt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais ranimé
- tu avais ranimé
- il/elle avait ranimé
- nous avions ranimé
- vous aviez ranimé
- ils/elles avaient ranimé
Voltooid verleden tijd
- ik had opgewekt
- jij had opgewekt
- hij/zij/het had opgewekt
- wij hadden opgewekt
- jullie hadden opgewekt
- zij hadden opgewekt
Indicatif futur
- je ranimerai
- tu ranimeras
- il/elle ranimera
- nous ranimerons
- vous ranimerez
- ils/elles ranimeront
Toekomende tijd I
- ik zal opwekken
- jij zult opwekken
- hij/zij/het zal opwekken
- wij zullen opwekken
- jullie zullen opwekken
- zij zullen opwekken
Indicatif futur antérieur
- j'aurai ranimé
- tu auras ranimé
- il/elle aura ranimé
- nous aurons ranimé
- vous aurez ranimé
- ils/elles auront ranimé
Toekomende tijd II
- ik zal opgewekt hebben
- jij zult opgewekt hebben
- hij/zij/het zal opgewekt hebben
- wij zullen opgewekt hebben
- jullie zullen opgewekt hebben
- zij zullen opgewekt hebben
Conditionnel présent
- je ranimerais
- tu ranimerais
- il/elle ranimerait
- nous ranimerions
- vous ranimeriez
- ils/elles ranimeraient
Conditionalis I
- ik zou opwekken
- jij zou opwekken
- hij/zij/het zou opwekken
- wij zouden opwekken
- jullie zouden opwekken
- zij zouden opwekken
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais ranimé
- tu aurais ranimé
- il/elle aurait ranimé
- nous aurions ranimé
- vous auriez ranimé
- ils/elles auraient ranimé
Conditionalis II
- ik zou hebben opgewekt
- jij zou hebben opgewekt
- hij/zij/het zou hebben opgewekt
- wij zouden hebben opgewekt
- jullie zouden hebben opgewekt
- zij zouden hebben opgewekt
Impératif
- tu ranime
- vous ranimez
Imperatief
- jij wek op
- jullie wekt op