Vervoeging van requérir
Onbepaalde wijs (infinitief): requérir
Frans
Nederlands
Présent
- je requiers
- tu requiers
- il/elle requiert
- nous requérons
- vous requérez
- ils/elles requièrent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hoef
- jij hoeft
- hij/zij/het hoeft
- wij hoeven
- jullie hoeven
- zij hoeven
Indicatif imparfait
- je requérais
- tu requérais
- il/elle requérait
- nous requérions
- vous requériez
- ils/elles requéraient
Onvoltooid verleden tijd
- ik hoefde
- jij hoefde
- hij/zij/het hoefde
- wij hoefden
- jullie hoefden
- zij hoefden
Indicatif passé composé
- j'ai requis
- tu as requis
- il/elle a requis
- nous avons requis
- vous avez requis
- ils/elles ont requis
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehoefd
- jij hebt gehoefd
- hij/zij/het heeft gehoefd
- wij hebben gehoefd
- jullie hebben gehoefd
- zij hebben gehoefd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais requis
- tu avais requis
- il/elle avait requis
- nous avions requis
- vous aviez requis
- ils/elles avaient requis
Voltooid verleden tijd
- ik had gehoefd
- jij had gehoefd
- hij/zij/het had gehoefd
- wij hadden gehoefd
- jullie hadden gehoefd
- zij hadden gehoefd
Indicatif futur
- je requerrai
- tu requerras
- il/elle requerra
- nous requerrons
- vous requerrez
- ils/elles requerront
Toekomende tijd I
- ik zal hoeven
- jij zult hoeven
- hij/zij/het zal hoeven
- wij zullen hoeven
- jullie zullen hoeven
- zij zullen hoeven
Indicatif futur antérieur
- j'aurai requis
- tu auras requis
- il/elle aura requis
- nous aurons requis
- vous aurez requis
- ils/elles auront requis
Toekomende tijd II
- ik zal gehoefd hebben
- jij zult gehoefd hebben
- hij/zij/het zal gehoefd hebben
- wij zullen gehoefd hebben
- jullie zullen gehoefd hebben
- zij zullen gehoefd hebben
Conditionnel présent
- je requerrais
- tu requerrais
- il/elle requerrait
- nous requerrions
- vous requerriez
- ils/elles requerraient
Conditionalis I
- ik zou hoeven
- jij zou hoeven
- hij/zij/het zou hoeven
- wij zouden hoeven
- jullie zouden hoeven
- zij zouden hoeven
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais requis
- tu aurais requis
- il/elle aurait requis
- nous aurions requis
- vous auriez requis
- ils/elles auraient requis
Conditionalis II
- ik zou hebben gehoefd
- jij zou hebben gehoefd
- hij/zij/het zou hebben gehoefd
- wij zouden hebben gehoefd
- jullie zouden hebben gehoefd
- zij zouden hebben gehoefd