Vervoeging van resplendir

Vertaling: fonkelen

Frans

Nederlands

Présent

  • il/elle resplendit
  • ils/elles resplendissent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het fonkelt
  • zij fonkelen

Indicatif imparfait

  • il/elle resplendissait
  • ils/elles resplendissaient

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het fonkelde
  • zij fonkelden

Indicatif passé composé

  • il/elle a resplendi
  • ils/elles ont resplendi

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gefonkeld
  • zij hebben gefonkeld

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait resplendi
  • ils/elles avaient resplendi

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gefonkeld
  • zij hadden gefonkeld

Indicatif futur

  • il/elle resplendira
  • ils/elles resplendiront

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal fonkelen
  • zij zult fonkelen

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura resplendi
  • ils/elles auront resplendi

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gefonkeld hebben
  • zij zult gefonkeld hebben

Conditionnel présent

  • il/elle resplendirait
  • ils/elles resplendiraient

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal fonkelen
  • zij zullen fonkelen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait resplendi
  • ils/elles auraient resplendi

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gefonkeld
  • zij zullen hebben gefonkeld