Vervoeging van suggérer
Onbepaalde wijs (infinitief): suggérer
Frans
Nederlands
Présent
- je suggère
- tu suggères
- il/elle suggère
- nous suggérons
- vous suggérez
- ils/elles suggèrent
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fluister in
- jij fluistert in
- hij/zij/het fluistert in
- wij fluisteren in
- jullie fluisteren in
- zij fluisteren in
Indicatif imparfait
- je suggérais
- tu suggérais
- il/elle suggérait
- nous suggérions
- vous suggériez
- ils/elles suggéraient
Onvoltooid verleden tijd
- ik fluisterde in
- jij fluisterde in
- hij/zij/het fluisterde in
- wij fluisterden in
- jullie fluisterden in
- zij fluisterden in
Indicatif passé composé
- j'ai suggéré
- tu as suggéré
- il/elle a suggéré
- nous avons suggéré
- vous avez suggéré
- ils/elles ont suggéré
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingefluisterd
- jij hebt ingefluisterd
- hij/zij/het heeft ingefluisterd
- wij hebben ingefluisterd
- jullie hebben ingefluisterd
- zij hebben ingefluisterd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais suggéré
- tu avais suggéré
- il/elle avait suggéré
- nous avions suggéré
- vous aviez suggéré
- ils/elles avaient suggéré
Voltooid verleden tijd
- ik had ingefluisterd
- jij had ingefluisterd
- hij/zij/het had ingefluisterd
- wij hadden ingefluisterd
- jullie hadden ingefluisterd
- zij hadden ingefluisterd
Indicatif futur
- je suggérerai
- tu suggéreras
- il/elle suggérera
- nous suggérerons
- vous suggérerez
- ils/elles suggéreront
Toekomende tijd I
- ik zal influisteren
- jij zult influisteren
- hij/zij/het zal influisteren
- wij zullen influisteren
- jullie zullen influisteren
- zij zullen influisteren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai suggéré
- tu auras suggéré
- il/elle aura suggéré
- nous aurons suggéré
- vous aurez suggéré
- ils/elles auront suggéré
Toekomende tijd II
- ik zal ingefluisterd hebben
- jij zult ingefluisterd hebben
- hij/zij/het zal ingefluisterd hebben
- wij zullen ingefluisterd hebben
- jullie zullen ingefluisterd hebben
- zij zullen ingefluisterd hebben
Conditionnel présent
- je suggérerais
- tu suggérerais
- il/elle suggérerait
- nous suggérerions
- vous suggéreriez
- ils/elles suggéreraient
Conditionalis I
- ik zou influisteren
- jij zou influisteren
- hij/zij/het zou influisteren
- wij zouden influisteren
- jullie zouden influisteren
- zij zouden influisteren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais suggéré
- tu aurais suggéré
- il/elle aurait suggéré
- nous aurions suggéré
- vous auriez suggéré
- ils/elles auraient suggéré
Conditionalis II
- ik zou hebben ingefluisterd
- jij zou hebben ingefluisterd
- hij/zij/het zou hebben ingefluisterd
- wij zouden hebben ingefluisterd
- jullie zouden hebben ingefluisterd
- zij zouden hebben ingefluisterd
Impératif
- tu suggère
- vous suggérez
Imperatief
- jij fluister in
- jullie fluistert in