Vervoeging van cambiare
Onbepaalde wijs (infinitief): cambiare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io cambio
- tu cambi
- lui/lei/Lei cambia
- noi cambiamo
- voi/Voi cambiate
- loro/Loro cambiano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verander
- jij verandert
- hij/zij/het verandert
- wij veranderen
- jullie veranderen
- zij veranderen
Imperfetto
- io cambiavo
- tu cambiavi
- lui/lei/Lei cambiava
- noi cambiavamo
- voi/Voi cambiavate
- loro/Loro cambiavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik veranderde
- jij veranderde
- hij/zij/het veranderde
- wij veranderden
- jullie veranderden
- zij veranderden
Passato prossimo
- io ho cambiato
- tu hai cambiato
- lui/lei/Lei ha cambiato
- noi abbiamo cambiato
- voi/Voi avete cambiato
- loro/Loro hanno cambiato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb veranderd
- jij hebt veranderd
- hij/zij/het heeft veranderd
- wij hebben veranderd
- jullie hebben veranderd
- zij hebben veranderd
Trapassato prossimo
- io avevo cambiato
- tu avevi cambiato
- lui/lei/Lei aveva cambiato
- noi avevamo cambiato
- voi/Voi avevate cambiato
- loro/Loro avevano cambiato
Voltooid verleden tijd
- ik had veranderd
- jij had veranderd
- hij/zij/het had veranderd
- wij hadden veranderd
- jullie hadden veranderd
- zij hadden veranderd
Futuro semplice
- io cambierò
- tu cambierai
- lui/lei/Lei cambierà
- noi cambieremo
- voi/Voi cambierete
- loro/Loro cambieranno
Toekomende tijd I
- ik zal veranderen
- jij zult veranderen
- hij/zij/het zal veranderen
- wij zullen veranderen
- jullie zullen veranderen
- zij zullen veranderen
Futuro anteriore
- io avrò cambiato
- tu avrai cambiato
- lui/lei/Lei avrà cambiato
- noi avremo cambiato
- voi/Voi avrete cambiato
- loro/Loro avranno cambiato
Toekomende tijd II
- ik zal veranderd hebben
- jij zult veranderd hebben
- hij/zij/het zal veranderd hebben
- wij zullen veranderd hebben
- jullie zullen veranderd hebben
- zij zullen veranderd hebben
Condizionale presente
- io cambierei
- tu cambieresti
- lui/lei/Lei cambierebbe
- noi cambieremmo
- voi/Voi cambiereste
- loro/Loro cambierebbero
Conditionalis I
- ik zou veranderen
- jij zou veranderen
- hij/zij/het zou veranderen
- wij zouden veranderen
- jullie zouden veranderen
- zij zouden veranderen
Condizionale passato
- io avrei cambiato
- tu avresti cambiato
- lui/lei/Lei avrebbe cambiato
- noi avremmo cambiato
- voi/Voi avreste cambiato
- loro/Loro avrebbero cambiato
Conditionalis II
- ik zou hebben veranderd
- jij zou hebben veranderd
- hij/zij/het zou hebben veranderd
- wij zouden hebben veranderd
- jullie zouden hebben veranderd
- zij zouden hebben veranderd
Imperativo
- tu cambia
- voi/Voi cambiate
Imperatief
- jij verander
- jullie verandert