Vervoeging van constatare
Onbepaalde wijs (infinitief): constatare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io constato
- tu constati
- lui/lei/Lei constata
- noi constatiamo
- voi/Voi constatate
- loro/Loro constatano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bevind
- jij bevindt
- hij/zij/het bevindt
- wij bevinden
- jullie bevinden
- zij bevinden
Imperfetto
- io constatavo
- tu constatavi
- lui/lei/Lei constatava
- noi constatavamo
- voi/Voi constatavate
- loro/Loro constatavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bevond
- jij bevond
- hij/zij/het bevond
- wij bevonden
- jullie bevonden
- zij bevonden
Passato prossimo
- io ho constatato
- tu hai constatato
- lui/lei/Lei ha constatato
- noi abbiamo constatato
- voi/Voi avete constatato
- loro/Loro hanno constatato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bevonden
- jij hebt bevonden
- hij/zij/het heeft bevonden
- wij hebben bevonden
- jullie hebben bevonden
- zij hebben bevonden
Trapassato prossimo
- io avevo constatato
- tu avevi constatato
- lui/lei/Lei aveva constatato
- noi avevamo constatato
- voi/Voi avevate constatato
- loro/Loro avevano constatato
Voltooid verleden tijd
- ik had bevonden
- jij had bevonden
- hij/zij/het had bevonden
- wij hadden bevonden
- jullie hadden bevonden
- zij hadden bevonden
Futuro semplice
- io constaterò
- tu constaterai
- lui/lei/Lei constaterà
- noi constateremo
- voi/Voi constaterete
- loro/Loro constateranno
Toekomende tijd I
- ik zal bevinden
- jij zult bevinden
- hij/zij/het zal bevinden
- wij zullen bevinden
- jullie zullen bevinden
- zij zullen bevinden
Futuro anteriore
- io avrò constatato
- tu avrai constatato
- lui/lei/Lei avrà constatato
- noi avremo constatato
- voi/Voi avrete constatato
- loro/Loro avranno constatato
Toekomende tijd II
- ik zal bevonden hebben
- jij zult bevonden hebben
- hij/zij/het zal bevonden hebben
- wij zullen bevonden hebben
- jullie zullen bevonden hebben
- zij zullen bevonden hebben
Condizionale presente
- io constaterei
- tu constateresti
- lui/lei/Lei constaterebbe
- noi constateremmo
- voi/Voi constatereste
- loro/Loro constaterebbero
Conditionalis I
- ik zou bevinden
- jij zou bevinden
- hij/zij/het zou bevinden
- wij zouden bevinden
- jullie zouden bevinden
- zij zouden bevinden
Condizionale passato
- io avrei constatato
- tu avresti constatato
- lui/lei/Lei avrebbe constatato
- noi avremmo constatato
- voi/Voi avreste constatato
- loro/Loro avrebbero constatato
Conditionalis II
- ik zou hebben bevonden
- jij zou hebben bevonden
- hij/zij/het zou hebben bevonden
- wij zouden hebben bevonden
- jullie zouden hebben bevonden
- zij zouden hebben bevonden
Imperativo
- tu constata
- voi/Voi constatate
Imperatief
- jij bevind
- jullie bevindt