Vervoeging van continuare
Onbepaalde wijs (infinitief): continuare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io continuo
- tu continui
- lui/lei/Lei continua
- noi continuiamo
- voi/Voi continuate
- loro/Loro continuano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga door
- jij gaat door
- hij/zij/het gaat door
- wij gaan door
- jullie gaan door
- zij gaan door
Imperfetto
- io continuavo
- tu continuavi
- lui/lei/Lei continuava
- noi continuavamo
- voi/Voi continuavate
- loro/Loro continuavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging door
- jij ging door
- hij/zij/het ging door
- wij gingen door
- jullie gingen door
- zij gingen door
Passato prossimo
- io ho continuato
- tu hai continuato
- lui/lei/Lei ha continuato
- noi abbiamo continuato
- voi/Voi avete continuato
- loro/Loro hanno continuato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben doorgegaan
- jij bent doorgegaan
- hij/zij/het is doorgegaan
- wij zijn doorgegaan
- jullie zijn doorgegaan
- zij zijn doorgegaan
Trapassato prossimo
- io avevo continuato
- tu avevi continuato
- lui/lei/Lei aveva continuato
- noi avevamo continuato
- voi/Voi avevate continuato
- loro/Loro avevano continuato
Voltooid verleden tijd
- ik was doorgegaan
- jij was doorgegaan
- hij/zij/het was doorgegaan
- wij waren doorgegaan
- jullie waren doorgegaan
- zij waren doorgegaan
Futuro semplice
- io continuerò
- tu continuerai
- lui/lei/Lei continuerà
- noi continueremo
- voi/Voi continuerete
- loro/Loro continueranno
Toekomende tijd I
- ik zal doorgaan
- jij zult doorgaan
- hij/zij/het zal doorgaan
- wij zullen doorgaan
- jullie zullen doorgaan
- zij zullen doorgaan
Futuro anteriore
- io avrò continuato
- tu avrai continuato
- lui/lei/Lei avrà continuato
- noi avremo continuato
- voi/Voi avrete continuato
- loro/Loro avranno continuato
Toekomende tijd II
- ik zal doorgegaan zijn
- jij zult doorgegaan zijn
- hij/zij/het zal doorgegaan zijn
- wij zullen doorgegaan zijn
- jullie zullen doorgegaan zijn
- zij zullen doorgegaan zijn
Condizionale presente
- io continuerei
- tu continueresti
- lui/lei/Lei continuerebbe
- noi continueremmo
- voi/Voi continuereste
- loro/Loro continuerebbero
Conditionalis I
- ik zou doorgaan
- jij zou doorgaan
- hij/zij/het zou doorgaan
- wij zouden doorgaan
- jullie zouden doorgaan
- zij zouden doorgaan
Condizionale passato
- io avrei continuato
- tu avresti continuato
- lui/lei/Lei avrebbe continuato
- noi avremmo continuato
- voi/Voi avreste continuato
- loro/Loro avrebbero continuato
Conditionalis II
- ik zou zijn doorgegaan
- jij zou zijn doorgegaan
- hij/zij/het zou zijn doorgegaan
- wij zouden zijn doorgegaan
- jullie zouden zijn doorgegaan
- zij zouden zijn doorgegaan
Imperativo
- tu continua
- voi/Voi continuate
Imperatief
- jij ga door
- jullie gaat door