Vervoeging van dedurre
Onbepaalde wijs (infinitief): dedurre
Italiaans
Nederlands
Presente
- io deduco
- tu deduci
- lui/lei/Lei deduce
- noi deduciamo
- voi/Voi deducete
- loro/Loro deducono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leid af
- jij leidt af
- hij/zij/het leidt af
- wij leiden af
- jullie leiden af
- zij leiden af
Imperfetto
- io deducevo
- tu deducevi
- lui/lei/Lei deduceva
- noi deducevamo
- voi/Voi deducevate
- loro/Loro deducevano
Onvoltooid verleden tijd
- ik leidde af
- jij leidde af
- hij/zij/het leidde af
- wij leidden af
- jullie leidden af
- zij leidden af
Passato prossimo
- io ho dedotto
- tu hai dedotto
- lui/lei/Lei ha dedotto
- noi abbiamo dedotto
- voi/Voi avete dedotto
- loro/Loro hanno dedotto
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeleid
- jij hebt afgeleid
- hij/zij/het heeft afgeleid
- wij hebben afgeleid
- jullie hebben afgeleid
- zij hebben afgeleid
Trapassato prossimo
- io avevo dedotto
- tu avevi dedotto
- lui/lei/Lei aveva dedotto
- noi avevamo dedotto
- voi/Voi avevate dedotto
- loro/Loro avevano dedotto
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeleid
- jij had afgeleid
- hij/zij/het had afgeleid
- wij hadden afgeleid
- jullie hadden afgeleid
- zij hadden afgeleid
Futuro semplice
- io dedurrò
- tu dedurrai
- lui/lei/Lei dedurrà
- noi dedurremo
- voi/Voi dedurrete
- loro/Loro dedurranno
Toekomende tijd I
- ik zal afleiden
- jij zult afleiden
- hij/zij/het zal afleiden
- wij zullen afleiden
- jullie zullen afleiden
- zij zullen afleiden
Futuro anteriore
- io avrò dedotto
- tu avrai dedotto
- lui/lei/Lei avrà dedotto
- noi avremo dedotto
- voi/Voi avrete dedotto
- loro/Loro avranno dedotto
Toekomende tijd II
- ik zal afgeleid hebben
- jij zult afgeleid hebben
- hij/zij/het zal afgeleid hebben
- wij zullen afgeleid hebben
- jullie zullen afgeleid hebben
- zij zullen afgeleid hebben
Condizionale presente
- io dedurrei
- tu dedurresti
- lui/lei/Lei dedurrebbe
- noi dedurremmo
- voi/Voi dedurreste
- loro/Loro dedurrebbero
Conditionalis I
- ik zou afleiden
- jij zou afleiden
- hij/zij/het zou afleiden
- wij zouden afleiden
- jullie zouden afleiden
- zij zouden afleiden
Condizionale passato
- io avrei dedotto
- tu avresti dedotto
- lui/lei/Lei avrebbe dedotto
- noi avremmo dedotto
- voi/Voi avreste dedotto
- loro/Loro avrebbero dedotto
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeleid
- jij zou hebben afgeleid
- hij/zij/het zou hebben afgeleid
- wij zouden hebben afgeleid
- jullie zouden hebben afgeleid
- zij zouden hebben afgeleid
Imperativo
- tu deduci
- voi/Voi deducete
Imperatief
- jij leid af
- jullie leidt af