Vervoeging van firmare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io firmo
  • tu firmi
  • lui/lei/Lei firma
  • noi firmiamo
  • voi/Voi firmate
  • loro/Loro firmano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderschrijf
  • jij onderschrijft
  • hij/zij/het onderschrijft
  • wij onderschrijven
  • jullie onderschrijven
  • zij onderschrijven

Imperfetto

  • io firmavo
  • tu firmavi
  • lui/lei/Lei firmava
  • noi firmavamo
  • voi/Voi firmavate
  • loro/Loro firmavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderschreef
  • jij onderschreef
  • hij/zij/het onderschreef
  • wij onderschreven
  • jullie onderschreven
  • zij onderschreven

Passato prossimo

  • io ho firmato
  • tu hai firmato
  • lui/lei/Lei ha firmato
  • noi abbiamo firmato
  • voi/Voi avete firmato
  • loro/Loro hanno firmato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderschreven
  • jij hebt onderschreven
  • hij/zij/het heeft onderschreven
  • wij hebben onderschreven
  • jullie hebben onderschreven
  • zij hebben onderschreven

Trapassato prossimo

  • io avevo firmato
  • tu avevi firmato
  • lui/lei/Lei aveva firmato
  • noi avevamo firmato
  • voi/Voi avevate firmato
  • loro/Loro avevano firmato

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderschreven
  • jij had onderschreven
  • hij/zij/het had onderschreven
  • wij hadden onderschreven
  • jullie hadden onderschreven
  • zij hadden onderschreven

Futuro semplice

  • io firmerò
  • tu firmerai
  • lui/lei/Lei firmerà
  • noi firmeremo
  • voi/Voi firmerete
  • loro/Loro firmeranno

Toekomende tijd I

  • ik zal onderschrijven
  • jij zult onderschrijven
  • hij/zij/het zal onderschrijven
  • wij zullen onderschrijven
  • jullie zullen onderschrijven
  • zij zullen onderschrijven

Futuro anteriore

  • io avrò firmato
  • tu avrai firmato
  • lui/lei/Lei avrà firmato
  • noi avremo firmato
  • voi/Voi avrete firmato
  • loro/Loro avranno firmato

Toekomende tijd II

  • ik zal onderschreven hebben
  • jij zult onderschreven hebben
  • hij/zij/het zal onderschreven hebben
  • wij zullen onderschreven hebben
  • jullie zullen onderschreven hebben
  • zij zullen onderschreven hebben

Condizionale presente

  • io firmerei
  • tu firmeresti
  • lui/lei/Lei firmerebbe
  • noi firmeremmo
  • voi/Voi firmereste
  • loro/Loro firmerebbero

Conditionalis I

  • ik zou onderschrijven
  • jij zou onderschrijven
  • hij/zij/het zou onderschrijven
  • wij zouden onderschrijven
  • jullie zouden onderschrijven
  • zij zouden onderschrijven

Condizionale passato

  • io avrei firmato
  • tu avresti firmato
  • lui/lei/Lei avrebbe firmato
  • noi avremmo firmato
  • voi/Voi avreste firmato
  • loro/Loro avrebbero firmato

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderschreven
  • jij zou hebben onderschreven
  • hij/zij/het zou hebben onderschreven
  • wij zouden hebben onderschreven
  • jullie zouden hebben onderschreven
  • zij zouden hebben onderschreven

Imperativo

  • tu firma
  • voi/Voi firmate

Imperatief

  • jij onderschrijf
  • jullie onderschrijft