Vervoeging van opprimere

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io opprimo
  • tu opprimi
  • lui/lei/Lei opprime
  • noi opprimiamo
  • voi/Voi opprimete
  • loro/Loro opprimono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderdruk
  • jij onderdrukt
  • hij/zij/het onderdrukt
  • wij onderdrukken
  • jullie onderdrukken
  • zij onderdrukken

Imperfetto

  • io opprimevo
  • tu opprimevi
  • lui/lei/Lei opprimeva
  • noi opprimevamo
  • voi/Voi opprimevate
  • loro/Loro opprimevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderdrukte
  • jij onderdrukte
  • hij/zij/het onderdrukte
  • wij onderdrukten
  • jullie onderdrukten
  • zij onderdrukten

Passato prossimo

  • io ho oppresso
  • tu hai oppresso
  • lui/lei/Lei ha oppresso
  • noi abbiamo oppresso
  • voi/Voi avete oppresso
  • loro/Loro hanno oppresso

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderdrukt
  • jij hebt onderdrukt
  • hij/zij/het heeft onderdrukt
  • wij hebben onderdrukt
  • jullie hebben onderdrukt
  • zij hebben onderdrukt

Trapassato prossimo

  • io avevo oppresso
  • tu avevi oppresso
  • lui/lei/Lei aveva oppresso
  • noi avevamo oppresso
  • voi/Voi avevate oppresso
  • loro/Loro avevano oppresso

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderdrukt
  • jij had onderdrukt
  • hij/zij/het had onderdrukt
  • wij hadden onderdrukt
  • jullie hadden onderdrukt
  • zij hadden onderdrukt

Futuro semplice

  • io opprimerò
  • tu opprimerai
  • lui/lei/Lei opprimerà
  • noi opprimeremo
  • voi/Voi opprimerete
  • loro/Loro opprimeranno

Toekomende tijd I

  • ik zal onderdrukken
  • jij zult onderdrukken
  • hij/zij/het zal onderdrukken
  • wij zullen onderdrukken
  • jullie zullen onderdrukken
  • zij zullen onderdrukken

Futuro anteriore

  • io avrò oppresso
  • tu avrai oppresso
  • lui/lei/Lei avrà oppresso
  • noi avremo oppresso
  • voi/Voi avrete oppresso
  • loro/Loro avranno oppresso

Toekomende tijd II

  • ik zal onderdrukt hebben
  • jij zult onderdrukt hebben
  • hij/zij/het zal onderdrukt hebben
  • wij zullen onderdrukt hebben
  • jullie zullen onderdrukt hebben
  • zij zullen onderdrukt hebben

Condizionale presente

  • io opprimerei
  • tu opprimeresti
  • lui/lei/Lei opprimerebbe
  • noi opprimeremmo
  • voi/Voi opprimereste
  • loro/Loro opprimerebbero

Conditionalis I

  • ik zou onderdrukken
  • jij zou onderdrukken
  • hij/zij/het zou onderdrukken
  • wij zouden onderdrukken
  • jullie zouden onderdrukken
  • zij zouden onderdrukken

Condizionale passato

  • io avrei oppresso
  • tu avresti oppresso
  • lui/lei/Lei avrebbe oppresso
  • noi avremmo oppresso
  • voi/Voi avreste oppresso
  • loro/Loro avrebbero oppresso

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderdrukt
  • jij zou hebben onderdrukt
  • hij/zij/het zou hebben onderdrukt
  • wij zouden hebben onderdrukt
  • jullie zouden hebben onderdrukt
  • zij zouden hebben onderdrukt

Imperativo

  • tu opprimi
  • voi/Voi opprimete

Imperatief

  • jij onderdruk
  • jullie onderdrukt