Vervoeging van passare
Onbepaalde wijs (infinitief): passare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io passo
- tu passi
- lui/lei/Lei passa
- noi passiamo
- voi/Voi passate
- loro/Loro passano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geef aan
- jij geeft aan
- hij/zij/het geeft aan
- wij geven aan
- jullie geven aan
- zij geven aan
Imperfetto
- io passavo
- tu passavi
- lui/lei/Lei passava
- noi passavamo
- voi/Voi passavate
- loro/Loro passavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaf aan
- jij gaf aan
- hij/zij/het gaf aan
- wij gaven aan
- jullie gaven aan
- zij gaven aan
Passato prossimo
- io ho passato
- tu hai passato
- lui/lei/Lei ha passato
- noi abbiamo passato
- voi/Voi avete passato
- loro/Loro hanno passato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangegeven
- jij hebt aangegeven
- hij/zij/het heeft aangegeven
- wij hebben aangegeven
- jullie hebben aangegeven
- zij hebben aangegeven
Trapassato prossimo
- io avevo passato
- tu avevi passato
- lui/lei/Lei aveva passato
- noi avevamo passato
- voi/Voi avevate passato
- loro/Loro avevano passato
Voltooid verleden tijd
- ik had aangegeven
- jij had aangegeven
- hij/zij/het had aangegeven
- wij hadden aangegeven
- jullie hadden aangegeven
- zij hadden aangegeven
Futuro semplice
- io passerò
- tu passerai
- lui/lei/Lei passerà
- noi passeremo
- voi/Voi passerete
- loro/Loro passeranno
Toekomende tijd I
- ik zal aangeven
- jij zult aangeven
- hij/zij/het zal aangeven
- wij zullen aangeven
- jullie zullen aangeven
- zij zullen aangeven
Futuro anteriore
- io avrò passato
- tu avrai passato
- lui/lei/Lei avrà passato
- noi avremo passato
- voi/Voi avrete passato
- loro/Loro avranno passato
Toekomende tijd II
- ik zal aangegeven hebben
- jij zult aangegeven hebben
- hij/zij/het zal aangegeven hebben
- wij zullen aangegeven hebben
- jullie zullen aangegeven hebben
- zij zullen aangegeven hebben
Condizionale presente
- io passerei
- tu passeresti
- lui/lei/Lei passerebbe
- noi passeremmo
- voi/Voi passereste
- loro/Loro passerebbero
Conditionalis I
- ik zou aangeven
- jij zou aangeven
- hij/zij/het zou aangeven
- wij zouden aangeven
- jullie zouden aangeven
- zij zouden aangeven
Condizionale passato
- io avrei passato
- tu avresti passato
- lui/lei/Lei avrebbe passato
- noi avremmo passato
- voi/Voi avreste passato
- loro/Loro avrebbero passato
Conditionalis II
- ik zou hebben aangegeven
- jij zou hebben aangegeven
- hij/zij/het zou hebben aangegeven
- wij zouden hebben aangegeven
- jullie zouden hebben aangegeven
- zij zouden hebben aangegeven
Imperativo
- tu passa
- voi/Voi passate
Imperatief
- jij geef aan
- jullie geeft aan