Vervoeging van picchiare
Onbepaalde wijs (infinitief): picchiare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io picchio
- tu picchi
- lui/lei/Lei picchia
- noi picchiamo
- voi/Voi picchiate
- loro/Loro picchiano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klap
- jij klapt
- hij/zij/het klapt
- wij klappen
- jullie klappen
- zij klappen
Imperfetto
- io picchiavo
- tu picchiavi
- lui/lei/Lei picchiava
- noi picchiavamo
- voi/Voi picchiavate
- loro/Loro picchiavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik klapte
- jij klapte
- hij/zij/het klapte
- wij klapten
- jullie klapten
- zij klapten
Passato prossimo
- io ho picchiato
- tu hai picchiato
- lui/lei/Lei ha picchiato
- noi abbiamo picchiato
- voi/Voi avete picchiato
- loro/Loro hanno picchiato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geklapt
- jij hebt geklapt
- hij/zij/het heeft geklapt
- wij hebben geklapt
- jullie hebben geklapt
- zij hebben geklapt
Trapassato prossimo
- io avevo picchiato
- tu avevi picchiato
- lui/lei/Lei aveva picchiato
- noi avevamo picchiato
- voi/Voi avevate picchiato
- loro/Loro avevano picchiato
Voltooid verleden tijd
- ik had geklapt
- jij had geklapt
- hij/zij/het had geklapt
- wij hadden geklapt
- jullie hadden geklapt
- zij hadden geklapt
Futuro semplice
- io picchierò
- tu picchierai
- lui/lei/Lei picchierà
- noi picchieremo
- voi/Voi picchierete
- loro/Loro picchieranno
Toekomende tijd I
- ik zal klappen
- jij zult klappen
- hij/zij/het zal klappen
- wij zullen klappen
- jullie zullen klappen
- zij zullen klappen
Futuro anteriore
- io avrò picchiato
- tu avrai picchiato
- lui/lei/Lei avrà picchiato
- noi avremo picchiato
- voi/Voi avrete picchiato
- loro/Loro avranno picchiato
Toekomende tijd II
- ik zal geklapt hebben
- jij zult geklapt hebben
- hij/zij/het zal geklapt hebben
- wij zullen geklapt hebben
- jullie zullen geklapt hebben
- zij zullen geklapt hebben
Condizionale presente
- io picchierei
- tu picchieresti
- lui/lei/Lei picchierebbe
- noi picchieremmo
- voi/Voi picchiereste
- loro/Loro picchierebbero
Conditionalis I
- ik zou klappen
- jij zou klappen
- hij/zij/het zou klappen
- wij zouden klappen
- jullie zouden klappen
- zij zouden klappen
Condizionale passato
- io avrei picchiato
- tu avresti picchiato
- lui/lei/Lei avrebbe picchiato
- noi avremmo picchiato
- voi/Voi avreste picchiato
- loro/Loro avrebbero picchiato
Conditionalis II
- ik zou hebben geklapt
- jij zou hebben geklapt
- hij/zij/het zou hebben geklapt
- wij zouden hebben geklapt
- jullie zouden hebben geklapt
- zij zouden hebben geklapt
Imperativo
- tu picchia
- voi/Voi picchiate
Imperatief
- jij klap
- jullie klapt