Vervoeging van proporre

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io propongo
  • tu proponi
  • lui/lei/Lei propone
  • noi proponiamo
  • voi/Voi proponete
  • loro/Loro propongono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bied
  • jij biedt
  • hij/zij/het biedt
  • wij bieden
  • jullie bieden
  • zij bieden

Imperfetto

  • io proponevo
  • tu proponevi
  • lui/lei/Lei proponeva
  • noi proponevamo
  • voi/Voi proponevate
  • loro/Loro proponevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bood
  • jij bood
  • hij/zij/het bood
  • wij boden
  • jullie boden
  • zij boden

Passato prossimo

  • io ho proposto
  • tu hai proposto
  • lui/lei/Lei ha proposto
  • noi abbiamo proposto
  • voi/Voi avete proposto
  • loro/Loro hanno proposto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geboden
  • jij hebt geboden
  • hij/zij/het heeft geboden
  • wij hebben geboden
  • jullie hebben geboden
  • zij hebben geboden

Trapassato prossimo

  • io avevo proposto
  • tu avevi proposto
  • lui/lei/Lei aveva proposto
  • noi avevamo proposto
  • voi/Voi avevate proposto
  • loro/Loro avevano proposto

Voltooid verleden tijd

  • ik had geboden
  • jij had geboden
  • hij/zij/het had geboden
  • wij hadden geboden
  • jullie hadden geboden
  • zij hadden geboden

Futuro semplice

  • io proporrò
  • tu proporrai
  • lui/lei/Lei proporrà
  • noi proporremo
  • voi/Voi proporrete
  • loro/Loro proporranno

Toekomende tijd I

  • ik zal bieden
  • jij zult bieden
  • hij/zij/het zal bieden
  • wij zullen bieden
  • jullie zullen bieden
  • zij zullen bieden

Futuro anteriore

  • io avrò proposto
  • tu avrai proposto
  • lui/lei/Lei avrà proposto
  • noi avremo proposto
  • voi/Voi avrete proposto
  • loro/Loro avranno proposto

Toekomende tijd II

  • ik zal geboden hebben
  • jij zult geboden hebben
  • hij/zij/het zal geboden hebben
  • wij zullen geboden hebben
  • jullie zullen geboden hebben
  • zij zullen geboden hebben

Condizionale presente

  • io proporrei
  • tu proporresti
  • lui/lei/Lei proporrebbe
  • noi proporremmo
  • voi/Voi proporreste
  • loro/Loro proporrebbero

Conditionalis I

  • ik zou bieden
  • jij zou bieden
  • hij/zij/het zou bieden
  • wij zouden bieden
  • jullie zouden bieden
  • zij zouden bieden

Condizionale passato

  • io avrei proposto
  • tu avresti proposto
  • lui/lei/Lei avrebbe proposto
  • noi avremmo proposto
  • voi/Voi avreste proposto
  • loro/Loro avrebbero proposto

Conditionalis II

  • ik zou hebben geboden
  • jij zou hebben geboden
  • hij/zij/het zou hebben geboden
  • wij zouden hebben geboden
  • jullie zouden hebben geboden
  • zij zouden hebben geboden

Imperativo

  • tu proponi
  • voi/Voi proponete

Imperatief

  • jij bied
  • jullie biedt