Vervoeging van pubblicizzare

Onbepaalde wijs (infinitief): pubblicizzare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io pubblicizzo
  • tu pubblicizzi
  • lui/lei/Lei pubblicizza
  • noi pubblicizziamo
  • voi/Voi pubblicizzate
  • loro/Loro pubblicizzano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bazuin uit
  • jij bazuint uit
  • hij/zij/het bazuint uit
  • wij bazuinen uit
  • jullie bazuinen uit
  • zij bazuinen uit

Imperfetto

  • io pubblicizzavo
  • tu pubblicizzavi
  • lui/lei/Lei pubblicizzava
  • noi pubblicizzavamo
  • voi/Voi pubblicizzavate
  • loro/Loro pubblicizzavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bazuinde uit
  • jij bazuinde uit
  • hij/zij/het bazuinde uit
  • wij bazuinden uit
  • jullie bazuinden uit
  • zij bazuinden uit

Passato prossimo

  • io ho pubblicizzato
  • tu hai pubblicizzato
  • lui/lei/Lei ha pubblicizzato
  • noi abbiamo pubblicizzato
  • voi/Voi avete pubblicizzato
  • loro/Loro hanno pubblicizzato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgebazuind
  • jij hebt uitgebazuind
  • hij/zij/het heeft uitgebazuind
  • wij hebben uitgebazuind
  • jullie hebben uitgebazuind
  • zij hebben uitgebazuind

Trapassato prossimo

  • io avevo pubblicizzato
  • tu avevi pubblicizzato
  • lui/lei/Lei aveva pubblicizzato
  • noi avevamo pubblicizzato
  • voi/Voi avevate pubblicizzato
  • loro/Loro avevano pubblicizzato

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgebazuind
  • jij had uitgebazuind
  • hij/zij/het had uitgebazuind
  • wij hadden uitgebazuind
  • jullie hadden uitgebazuind
  • zij hadden uitgebazuind

Futuro semplice

  • io pubblicizzerò
  • tu pubblicizzerai
  • lui/lei/Lei pubblicizzerà
  • noi pubblicizzeremo
  • voi/Voi pubblicizzerete
  • loro/Loro pubblicizzeranno

Toekomende tijd I

  • ik zal uitbazuinen
  • jij zult uitbazuinen
  • hij/zij/het zal uitbazuinen
  • wij zullen uitbazuinen
  • jullie zullen uitbazuinen
  • zij zullen uitbazuinen

Futuro anteriore

  • io avrò pubblicizzato
  • tu avrai pubblicizzato
  • lui/lei/Lei avrà pubblicizzato
  • noi avremo pubblicizzato
  • voi/Voi avrete pubblicizzato
  • loro/Loro avranno pubblicizzato

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgebazuind hebben
  • jij zult uitgebazuind hebben
  • hij/zij/het zal uitgebazuind hebben
  • wij zullen uitgebazuind hebben
  • jullie zullen uitgebazuind hebben
  • zij zullen uitgebazuind hebben

Condizionale presente

  • io pubblicizzerei
  • tu pubblicizzeresti
  • lui/lei/Lei pubblicizzerebbe
  • noi pubblicizzeremmo
  • voi/Voi pubblicizzereste
  • loro/Loro pubblicizzerebbero

Conditionalis I

  • ik zou uitbazuinen
  • jij zou uitbazuinen
  • hij/zij/het zou uitbazuinen
  • wij zouden uitbazuinen
  • jullie zouden uitbazuinen
  • zij zouden uitbazuinen

Condizionale passato

  • io avrei pubblicizzato
  • tu avresti pubblicizzato
  • lui/lei/Lei avrebbe pubblicizzato
  • noi avremmo pubblicizzato
  • voi/Voi avreste pubblicizzato
  • loro/Loro avrebbero pubblicizzato

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgebazuind
  • jij zou hebben uitgebazuind
  • hij/zij/het zou hebben uitgebazuind
  • wij zouden hebben uitgebazuind
  • jullie zouden hebben uitgebazuind
  • zij zouden hebben uitgebazuind

Imperativo

  • tu pubblicizza
  • voi/Voi pubblicizzate

Imperatief

  • jij bazuin uit
  • jullie bazuint uit