Vervoeging van punire
Onbepaalde wijs (infinitief): punire
Italiaans
Nederlands
Presente
- io punisco
- tu punisci
- lui/lei/Lei punisce
- noi puniamo
- voi/Voi punite
- loro/Loro puniscono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik straf
- jij straft
- hij/zij/het straft
- wij straffen
- jullie straffen
- zij straffen
Imperfetto
- io punivo
- tu punivi
- lui/lei/Lei puniva
- noi punivamo
- voi/Voi punivate
- loro/Loro punivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik strafte
- jij strafte
- hij/zij/het strafte
- wij straften
- jullie straften
- zij straften
Passato prossimo
- io ho punito
- tu hai punito
- lui/lei/Lei ha punito
- noi abbiamo punito
- voi/Voi avete punito
- loro/Loro hanno punito
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestraft
- jij hebt gestraft
- hij/zij/het heeft gestraft
- wij hebben gestraft
- jullie hebben gestraft
- zij hebben gestraft
Trapassato prossimo
- io avevo punito
- tu avevi punito
- lui/lei/Lei aveva punito
- noi avevamo punito
- voi/Voi avevate punito
- loro/Loro avevano punito
Voltooid verleden tijd
- ik had gestraft
- jij had gestraft
- hij/zij/het had gestraft
- wij hadden gestraft
- jullie hadden gestraft
- zij hadden gestraft
Futuro semplice
- io punirò
- tu punirai
- lui/lei/Lei punirà
- noi puniremo
- voi/Voi punirete
- loro/Loro puniranno
Toekomende tijd I
- ik zal straffen
- jij zult straffen
- hij/zij/het zal straffen
- wij zullen straffen
- jullie zullen straffen
- zij zullen straffen
Futuro anteriore
- io avrò punito
- tu avrai punito
- lui/lei/Lei avrà punito
- noi avremo punito
- voi/Voi avrete punito
- loro/Loro avranno punito
Toekomende tijd II
- ik zal gestraft hebben
- jij zult gestraft hebben
- hij/zij/het zal gestraft hebben
- wij zullen gestraft hebben
- jullie zullen gestraft hebben
- zij zullen gestraft hebben
Condizionale presente
- io punirei
- tu puniresti
- lui/lei/Lei punirebbe
- noi puniremmo
- voi/Voi punireste
- loro/Loro punirebbero
Conditionalis I
- ik zou straffen
- jij zou straffen
- hij/zij/het zou straffen
- wij zouden straffen
- jullie zouden straffen
- zij zouden straffen
Condizionale passato
- io avrei punito
- tu avresti punito
- lui/lei/Lei avrebbe punito
- noi avremmo punito
- voi/Voi avreste punito
- loro/Loro avrebbero punito
Conditionalis II
- ik zou hebben gestraft
- jij zou hebben gestraft
- hij/zij/het zou hebben gestraft
- wij zouden hebben gestraft
- jullie zouden hebben gestraft
- zij zouden hebben gestraft
Imperativo
- tu punisci
- voi/Voi punite
Imperatief
- jij straf
- jullie straft