Vervoeging van restituire
Onbepaalde wijs (infinitief): restituire
Italiaans
Nederlands
Presente
- io restituisco
- tu restituisci
- lui/lei/Lei restituisce
- noi restituiamo
- voi/Voi restituite
- loro/Loro restituiscono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hergeef
- jij hergeeft
- hij/zij/het hergeeft
- wij hergeven
- jullie hergeven
- zij hergeven
Imperfetto
- io restituivo
- tu restituivi
- lui/lei/Lei restituiva
- noi restituivamo
- voi/Voi restituivate
- loro/Loro restituivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik hergaf
- jij hergaf
- hij/zij/het hergaf
- wij hergaven
- jullie hergaven
- zij hergaven
Passato prossimo
- io ho restituito
- tu hai restituito
- lui/lei/Lei ha restituito
- noi abbiamo restituito
- voi/Voi avete restituito
- loro/Loro hanno restituito
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb hergeven
- jij hebt hergeven
- hij/zij/het heeft hergeven
- wij hebben hergeven
- jullie hebben hergeven
- zij hebben hergeven
Trapassato prossimo
- io avevo restituito
- tu avevi restituito
- lui/lei/Lei aveva restituito
- noi avevamo restituito
- voi/Voi avevate restituito
- loro/Loro avevano restituito
Voltooid verleden tijd
- ik had hergeven
- jij had hergeven
- hij/zij/het had hergeven
- wij hadden hergeven
- jullie hadden hergeven
- zij hadden hergeven
Futuro semplice
- io restituirò
- tu restituirai
- lui/lei/Lei restituirà
- noi restituiremo
- voi/Voi restituirete
- loro/Loro restituiranno
Toekomende tijd I
- ik zal hergeven
- jij zult hergeven
- hij/zij/het zal hergeven
- wij zullen hergeven
- jullie zullen hergeven
- zij zullen hergeven
Futuro anteriore
- io avrò restituito
- tu avrai restituito
- lui/lei/Lei avrà restituito
- noi avremo restituito
- voi/Voi avrete restituito
- loro/Loro avranno restituito
Toekomende tijd II
- ik zal hergeven hebben
- jij zult hergeven hebben
- hij/zij/het zal hergeven hebben
- wij zullen hergeven hebben
- jullie zullen hergeven hebben
- zij zullen hergeven hebben
Condizionale presente
- io restituirei
- tu restituiresti
- lui/lei/Lei restituirebbe
- noi restituiremmo
- voi/Voi restituireste
- loro/Loro restituirebbero
Conditionalis I
- ik zou hergeven
- jij zou hergeven
- hij/zij/het zou hergeven
- wij zouden hergeven
- jullie zouden hergeven
- zij zouden hergeven
Condizionale passato
- io avrei restituito
- tu avresti restituito
- lui/lei/Lei avrebbe restituito
- noi avremmo restituito
- voi/Voi avreste restituito
- loro/Loro avrebbero restituito
Conditionalis II
- ik zou hebben hergeven
- jij zou hebben hergeven
- hij/zij/het zou hebben hergeven
- wij zouden hebben hergeven
- jullie zouden hebben hergeven
- zij zouden hebben hergeven
Imperativo
- tu restituisci
- voi/Voi restituite
Imperatief
- jij hergeef
- jullie hergeeft