Vervoeging van ricevere

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io ricevo
  • tu ricevi
  • lui/lei/Lei riceve
  • noi riceviamo
  • voi/Voi ricevete
  • loro/Loro ricevono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geniet
  • jij geniet
  • hij/zij/het geniet
  • wij genieten
  • jullie genieten
  • zij genieten

Imperfetto

  • io ricevevo
  • tu ricevevi
  • lui/lei/Lei riceveva
  • noi ricevevamo
  • voi/Voi ricevevate
  • loro/Loro ricevevano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik genoot
  • jij genoot
  • hij/zij/het genoot
  • wij genoten
  • jullie genoten
  • zij genoten

Passato prossimo

  • io ho ricevuto
  • tu hai ricevuto
  • lui/lei/Lei ha ricevuto
  • noi abbiamo ricevuto
  • voi/Voi avete ricevuto
  • loro/Loro hanno ricevuto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb genoten
  • jij hebt genoten
  • hij/zij/het heeft genoten
  • wij hebben genoten
  • jullie hebben genoten
  • zij hebben genoten

Trapassato prossimo

  • io avevo ricevuto
  • tu avevi ricevuto
  • lui/lei/Lei aveva ricevuto
  • noi avevamo ricevuto
  • voi/Voi avevate ricevuto
  • loro/Loro avevano ricevuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had genoten
  • jij had genoten
  • hij/zij/het had genoten
  • wij hadden genoten
  • jullie hadden genoten
  • zij hadden genoten

Futuro semplice

  • io riceverò
  • tu riceverai
  • lui/lei/Lei riceverà
  • noi riceveremo
  • voi/Voi riceverete
  • loro/Loro riceveranno

Toekomende tijd I

  • ik zal genieten
  • jij zult genieten
  • hij/zij/het zal genieten
  • wij zullen genieten
  • jullie zullen genieten
  • zij zullen genieten

Futuro anteriore

  • io avrò ricevuto
  • tu avrai ricevuto
  • lui/lei/Lei avrà ricevuto
  • noi avremo ricevuto
  • voi/Voi avrete ricevuto
  • loro/Loro avranno ricevuto

Toekomende tijd II

  • ik zal genoten hebben
  • jij zult genoten hebben
  • hij/zij/het zal genoten hebben
  • wij zullen genoten hebben
  • jullie zullen genoten hebben
  • zij zullen genoten hebben

Condizionale presente

  • io riceverei
  • tu riceveresti
  • lui/lei/Lei riceverebbe
  • noi riceveremmo
  • voi/Voi ricevereste
  • loro/Loro riceverebbero

Conditionalis I

  • ik zou genieten
  • jij zou genieten
  • hij/zij/het zou genieten
  • wij zouden genieten
  • jullie zouden genieten
  • zij zouden genieten

Condizionale passato

  • io avrei ricevuto
  • tu avresti ricevuto
  • lui/lei/Lei avrebbe ricevuto
  • noi avremmo ricevuto
  • voi/Voi avreste ricevuto
  • loro/Loro avrebbero ricevuto

Conditionalis II

  • ik zou hebben genoten
  • jij zou hebben genoten
  • hij/zij/het zou hebben genoten
  • wij zouden hebben genoten
  • jullie zouden hebben genoten
  • zij zouden hebben genoten

Imperativo

  • tu ricevi
  • voi/Voi ricevete

Imperatief

  • jij geniet
  • jullie geniet