Vervoeging van rigettare
Onbepaalde wijs (infinitief): rigettare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io rigetto
- tu rigetti
- lui/lei/Lei rigetta
- noi rigettiamo
- voi/Voi rigettate
- loro/Loro rigettano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stem af
- jij stemt af
- hij/zij/het stemt af
- wij stemmen af
- jullie stemmen af
- zij stemmen af
Imperfetto
- io rigettavo
- tu rigettavi
- lui/lei/Lei rigettava
- noi rigettavamo
- voi/Voi rigettavate
- loro/Loro rigettavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik stemde af
- jij stemde af
- hij/zij/het stemde af
- wij stemden af
- jullie stemden af
- zij stemden af
Passato prossimo
- io ho rigettato
- tu hai rigettato
- lui/lei/Lei ha rigettato
- noi abbiamo rigettato
- voi/Voi avete rigettato
- loro/Loro hanno rigettato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgestemd
- jij hebt afgestemd
- hij/zij/het heeft afgestemd
- wij hebben afgestemd
- jullie hebben afgestemd
- zij hebben afgestemd
Trapassato prossimo
- io avevo rigettato
- tu avevi rigettato
- lui/lei/Lei aveva rigettato
- noi avevamo rigettato
- voi/Voi avevate rigettato
- loro/Loro avevano rigettato
Voltooid verleden tijd
- ik had afgestemd
- jij had afgestemd
- hij/zij/het had afgestemd
- wij hadden afgestemd
- jullie hadden afgestemd
- zij hadden afgestemd
Futuro semplice
- io rigetterò
- tu rigetterai
- lui/lei/Lei rigetterà
- noi rigetteremo
- voi/Voi rigetterete
- loro/Loro rigetteranno
Toekomende tijd I
- ik zal afstemmen
- jij zult afstemmen
- hij/zij/het zal afstemmen
- wij zullen afstemmen
- jullie zullen afstemmen
- zij zullen afstemmen
Futuro anteriore
- io avrò rigettato
- tu avrai rigettato
- lui/lei/Lei avrà rigettato
- noi avremo rigettato
- voi/Voi avrete rigettato
- loro/Loro avranno rigettato
Toekomende tijd II
- ik zal afgestemd hebben
- jij zult afgestemd hebben
- hij/zij/het zal afgestemd hebben
- wij zullen afgestemd hebben
- jullie zullen afgestemd hebben
- zij zullen afgestemd hebben
Condizionale presente
- io rigetterei
- tu rigetteresti
- lui/lei/Lei rigetterebbe
- noi rigetteremmo
- voi/Voi rigettereste
- loro/Loro rigetterebbero
Conditionalis I
- ik zou afstemmen
- jij zou afstemmen
- hij/zij/het zou afstemmen
- wij zouden afstemmen
- jullie zouden afstemmen
- zij zouden afstemmen
Condizionale passato
- io avrei rigettato
- tu avresti rigettato
- lui/lei/Lei avrebbe rigettato
- noi avremmo rigettato
- voi/Voi avreste rigettato
- loro/Loro avrebbero rigettato
Conditionalis II
- ik zou hebben afgestemd
- jij zou hebben afgestemd
- hij/zij/het zou hebben afgestemd
- wij zouden hebben afgestemd
- jullie zouden hebben afgestemd
- zij zouden hebben afgestemd
Imperativo
- tu rigetta
- voi/Voi rigettate
Imperatief
- jij stem af
- jullie stemt af