Vervoeging van riservare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io riservo
  • tu riservi
  • lui/lei/Lei riserva
  • noi riserviamo
  • voi/Voi riservate
  • loro/Loro riservano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik houd open
  • jij houdt open
  • hij/zij/het houdt open
  • wij houden open
  • jullie houden open
  • zij houden open

Imperfetto

  • io riservavo
  • tu riservavi
  • lui/lei/Lei riservava
  • noi riservavamo
  • voi/Voi riservavate
  • loro/Loro riservavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik hield open
  • jij hield open
  • hij/zij/het hield open
  • wij hielden open
  • jullie hielden open
  • zij hielden open

Passato prossimo

  • io ho riservato
  • tu hai riservato
  • lui/lei/Lei ha riservato
  • noi abbiamo riservato
  • voi/Voi avete riservato
  • loro/Loro hanno riservato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opengehouden
  • jij hebt opengehouden
  • hij/zij/het heeft opengehouden
  • wij hebben opengehouden
  • jullie hebben opengehouden
  • zij hebben opengehouden

Trapassato prossimo

  • io avevo riservato
  • tu avevi riservato
  • lui/lei/Lei aveva riservato
  • noi avevamo riservato
  • voi/Voi avevate riservato
  • loro/Loro avevano riservato

Voltooid verleden tijd

  • ik had opengehouden
  • jij had opengehouden
  • hij/zij/het had opengehouden
  • wij hadden opengehouden
  • jullie hadden opengehouden
  • zij hadden opengehouden

Futuro semplice

  • io riserverò
  • tu riserverai
  • lui/lei/Lei riserverà
  • noi riserveremo
  • voi/Voi riserverete
  • loro/Loro riserveranno

Toekomende tijd I

  • ik zal openhouden
  • jij zult openhouden
  • hij/zij/het zal openhouden
  • wij zullen openhouden
  • jullie zullen openhouden
  • zij zullen openhouden

Futuro anteriore

  • io avrò riservato
  • tu avrai riservato
  • lui/lei/Lei avrà riservato
  • noi avremo riservato
  • voi/Voi avrete riservato
  • loro/Loro avranno riservato

Toekomende tijd II

  • ik zal opengehouden hebben
  • jij zult opengehouden hebben
  • hij/zij/het zal opengehouden hebben
  • wij zullen opengehouden hebben
  • jullie zullen opengehouden hebben
  • zij zullen opengehouden hebben

Condizionale presente

  • io riserverei
  • tu riserveresti
  • lui/lei/Lei riserverebbe
  • noi riserveremmo
  • voi/Voi riservereste
  • loro/Loro riserverebbero

Conditionalis I

  • ik zou openhouden
  • jij zou openhouden
  • hij/zij/het zou openhouden
  • wij zouden openhouden
  • jullie zouden openhouden
  • zij zouden openhouden

Condizionale passato

  • io avrei riservato
  • tu avresti riservato
  • lui/lei/Lei avrebbe riservato
  • noi avremmo riservato
  • voi/Voi avreste riservato
  • loro/Loro avrebbero riservato

Conditionalis II

  • ik zou hebben opengehouden
  • jij zou hebben opengehouden
  • hij/zij/het zou hebben opengehouden
  • wij zouden hebben opengehouden
  • jullie zouden hebben opengehouden
  • zij zouden hebben opengehouden

Imperativo

  • tu riserva
  • voi/Voi riservate

Imperatief

  • jij houd open
  • jullie houdt open