Vervoeging van rovinare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io rovino
  • tu rovini
  • lui/lei/Lei rovina
  • noi roviniamo
  • voi/Voi rovinate
  • loro/Loro rovinano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ruïneer
  • jij ruïneert
  • hij/zij/het ruïneert
  • wij ruïneren
  • jullie ruïneren
  • zij ruïneren

Imperfetto

  • io rovinavo
  • tu rovinavi
  • lui/lei/Lei rovinava
  • noi rovinavamo
  • voi/Voi rovinavate
  • loro/Loro rovinavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ruïneerde
  • jij ruïneerde
  • hij/zij/het ruïneerde
  • wij ruïneerden
  • jullie ruïneerden
  • zij ruïneerden

Passato prossimo

  • io ho rovinato
  • tu hai rovinato
  • lui/lei/Lei ha rovinato
  • noi abbiamo rovinato
  • voi/Voi avete rovinato
  • loro/Loro hanno rovinato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geruïneerd
  • jij hebt geruïneerd
  • hij/zij/het heeft geruïneerd
  • wij hebben geruïneerd
  • jullie hebben geruïneerd
  • zij hebben geruïneerd

Trapassato prossimo

  • io avevo rovinato
  • tu avevi rovinato
  • lui/lei/Lei aveva rovinato
  • noi avevamo rovinato
  • voi/Voi avevate rovinato
  • loro/Loro avevano rovinato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geruïneerd
  • jij had geruïneerd
  • hij/zij/het had geruïneerd
  • wij hadden geruïneerd
  • jullie hadden geruïneerd
  • zij hadden geruïneerd

Futuro semplice

  • io rovinerò
  • tu rovinerai
  • lui/lei/Lei rovinerà
  • noi rovineremo
  • voi/Voi rovinerete
  • loro/Loro rovineranno

Toekomende tijd I

  • ik zal ruïneren
  • jij zult ruïneren
  • hij/zij/het zal ruïneren
  • wij zullen ruïneren
  • jullie zullen ruïneren
  • zij zullen ruïneren

Futuro anteriore

  • io avrò rovinato
  • tu avrai rovinato
  • lui/lei/Lei avrà rovinato
  • noi avremo rovinato
  • voi/Voi avrete rovinato
  • loro/Loro avranno rovinato

Toekomende tijd II

  • ik zal geruïneerd hebben
  • jij zult geruïneerd hebben
  • hij/zij/het zal geruïneerd hebben
  • wij zullen geruïneerd hebben
  • jullie zullen geruïneerd hebben
  • zij zullen geruïneerd hebben

Condizionale presente

  • io rovinerei
  • tu rovineresti
  • lui/lei/Lei rovinerebbe
  • noi rovineremmo
  • voi/Voi rovinereste
  • loro/Loro rovinerebbero

Conditionalis I

  • ik zou ruïneren
  • jij zou ruïneren
  • hij/zij/het zou ruïneren
  • wij zouden ruïneren
  • jullie zouden ruïneren
  • zij zouden ruïneren

Condizionale passato

  • io avrei rovinato
  • tu avresti rovinato
  • lui/lei/Lei avrebbe rovinato
  • noi avremmo rovinato
  • voi/Voi avreste rovinato
  • loro/Loro avrebbero rovinato

Conditionalis II

  • ik zou hebben geruïneerd
  • jij zou hebben geruïneerd
  • hij/zij/het zou hebben geruïneerd
  • wij zouden hebben geruïneerd
  • jullie zouden hebben geruïneerd
  • zij zouden hebben geruïneerd

Imperativo

  • tu rovina
  • voi/Voi rovinate

Imperatief

  • jij ruïneer
  • jullie ruïneert