Vervoeging van scoprire

Vertaling: ontdekken

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io scopro
  • tu scopri
  • lui/lei/Lei scopre
  • noi scopriamo
  • voi/Voi scoprite
  • loro/Loro scoprono

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontdek
  • jij ontdekt
  • hij/zij/het ontdekt
  • wij ontdekken
  • jullie ontdekken
  • zij ontdekken

Imperfetto

  • io scoprivo
  • tu scoprivi
  • lui/lei/Lei scopriva
  • noi scoprivamo
  • voi/Voi scoprivate
  • loro/Loro scoprivano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontdekte
  • jij ontdekte
  • hij/zij/het ontdekte
  • wij ontdekten
  • jullie ontdekten
  • zij ontdekten

Passato prossimo

  • io ho scoperto
  • tu hai scoperto
  • lui/lei/Lei ha scoperto
  • noi abbiamo scoperto
  • voi/Voi avete scoperto
  • loro/Loro hanno scoperto

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontdekt
  • jij hebt ontdekt
  • hij/zij/het heeft ontdekt
  • wij hebben ontdekt
  • jullie hebben ontdekt
  • zij hebben ontdekt

Trapassato prossimo

  • io avevo scoperto
  • tu avevi scoperto
  • lui/lei/Lei aveva scoperto
  • noi avevamo scoperto
  • voi/Voi avevate scoperto
  • loro/Loro avevano scoperto

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontdekt
  • jij had ontdekt
  • hij/zij/het had ontdekt
  • wij hadden ontdekt
  • jullie hadden ontdekt
  • zij hadden ontdekt

Futuro semplice

  • io scoprirò
  • tu scoprirai
  • lui/lei/Lei scoprirà
  • noi scopriremo
  • voi/Voi scoprirete
  • loro/Loro scopriranno

Toekomende tijd I

  • ik zal ontdekken
  • jij zult ontdekken
  • hij/zij/het zal ontdekken
  • wij zullen ontdekken
  • jullie zullen ontdekken
  • zij zullen ontdekken

Futuro anteriore

  • io avrò scoperto
  • tu avrai scoperto
  • lui/lei/Lei avrà scoperto
  • noi avremo scoperto
  • voi/Voi avrete scoperto
  • loro/Loro avranno scoperto

Toekomende tijd II

  • ik zal ontdekt hebben
  • jij zult ontdekt hebben
  • hij/zij/het zal ontdekt hebben
  • wij zullen ontdekt hebben
  • jullie zullen ontdekt hebben
  • zij zullen ontdekt hebben

Condizionale presente

  • io scoprirei
  • tu scopriresti
  • lui/lei/Lei scoprirebbe
  • noi scopriremmo
  • voi/Voi scoprireste
  • loro/Loro scoprirebbero

Conditionalis I

  • ik zou ontdekken
  • jij zou ontdekken
  • hij/zij/het zou ontdekken
  • wij zouden ontdekken
  • jullie zouden ontdekken
  • zij zouden ontdekken

Condizionale passato

  • io avrei scoperto
  • tu avresti scoperto
  • lui/lei/Lei avrebbe scoperto
  • noi avremmo scoperto
  • voi/Voi avreste scoperto
  • loro/Loro avrebbero scoperto

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontdekt
  • jij zou hebben ontdekt
  • hij/zij/het zou hebben ontdekt
  • wij zouden hebben ontdekt
  • jullie zouden hebben ontdekt
  • zij zouden hebben ontdekt

Imperativo

  • tu scopri
  • voi/Voi scoprite

Imperatief

  • jij ontdek
  • jullie ontdekt