Vervoeging van sfruttare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io sfrutto
  • tu sfrutti
  • lui/lei/Lei sfrutta
  • noi sfruttiamo
  • voi/Voi sfruttate
  • loro/Loro sfruttano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik exploiteer
  • jij exploiteert
  • hij/zij/het exploiteert
  • wij exploiteren
  • jullie exploiteren
  • zij exploiteren

Imperfetto

  • io sfruttavo
  • tu sfruttavi
  • lui/lei/Lei sfruttava
  • noi sfruttavamo
  • voi/Voi sfruttavate
  • loro/Loro sfruttavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik exploiteerde
  • jij exploiteerde
  • hij/zij/het exploiteerde
  • wij exploiteerden
  • jullie exploiteerden
  • zij exploiteerden

Passato prossimo

  • io ho sfruttato
  • tu hai sfruttato
  • lui/lei/Lei ha sfruttato
  • noi abbiamo sfruttato
  • voi/Voi avete sfruttato
  • loro/Loro hanno sfruttato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëxploiteerd
  • jij hebt geëxploiteerd
  • hij/zij/het heeft geëxploiteerd
  • wij hebben geëxploiteerd
  • jullie hebben geëxploiteerd
  • zij hebben geëxploiteerd

Trapassato prossimo

  • io avevo sfruttato
  • tu avevi sfruttato
  • lui/lei/Lei aveva sfruttato
  • noi avevamo sfruttato
  • voi/Voi avevate sfruttato
  • loro/Loro avevano sfruttato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëxploiteerd
  • jij had geëxploiteerd
  • hij/zij/het had geëxploiteerd
  • wij hadden geëxploiteerd
  • jullie hadden geëxploiteerd
  • zij hadden geëxploiteerd

Futuro semplice

  • io sfrutterò
  • tu sfrutterai
  • lui/lei/Lei sfrutterà
  • noi sfrutteremo
  • voi/Voi sfrutterete
  • loro/Loro sfrutteranno

Toekomende tijd I

  • ik zal exploiteren
  • jij zult exploiteren
  • hij/zij/het zal exploiteren
  • wij zullen exploiteren
  • jullie zullen exploiteren
  • zij zullen exploiteren

Futuro anteriore

  • io avrò sfruttato
  • tu avrai sfruttato
  • lui/lei/Lei avrà sfruttato
  • noi avremo sfruttato
  • voi/Voi avrete sfruttato
  • loro/Loro avranno sfruttato

Toekomende tijd II

  • ik zal geëxploiteerd hebben
  • jij zult geëxploiteerd hebben
  • hij/zij/het zal geëxploiteerd hebben
  • wij zullen geëxploiteerd hebben
  • jullie zullen geëxploiteerd hebben
  • zij zullen geëxploiteerd hebben

Condizionale presente

  • io sfrutterei
  • tu sfrutteresti
  • lui/lei/Lei sfrutterebbe
  • noi sfrutteremmo
  • voi/Voi sfruttereste
  • loro/Loro sfrutterebbero

Conditionalis I

  • ik zou exploiteren
  • jij zou exploiteren
  • hij/zij/het zou exploiteren
  • wij zouden exploiteren
  • jullie zouden exploiteren
  • zij zouden exploiteren

Condizionale passato

  • io avrei sfruttato
  • tu avresti sfruttato
  • lui/lei/Lei avrebbe sfruttato
  • noi avremmo sfruttato
  • voi/Voi avreste sfruttato
  • loro/Loro avrebbero sfruttato

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëxploiteerd
  • jij zou hebben geëxploiteerd
  • hij/zij/het zou hebben geëxploiteerd
  • wij zouden hebben geëxploiteerd
  • jullie zouden hebben geëxploiteerd
  • zij zouden hebben geëxploiteerd

Imperativo

  • tu sfrutta
  • voi/Voi sfruttate

Imperatief

  • jij exploiteer
  • jullie exploiteert