Vervoeging van trattare
Onbepaalde wijs (infinitief): trattare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io tratto
- tu tratti
- lui/lei/Lei tratta
- noi trattiamo
- voi/Voi trattate
- loro/Loro trattano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behandel
- jij behandelt
- hij/zij/het behandelt
- wij behandelen
- jullie behandelen
- zij behandelen
Imperfetto
- io trattavo
- tu trattavi
- lui/lei/Lei trattava
- noi trattavamo
- voi/Voi trattavate
- loro/Loro trattavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik behandelde
- jij behandelde
- hij/zij/het behandelde
- wij behandelden
- jullie behandelden
- zij behandelden
Passato prossimo
- io ho trattato
- tu hai trattato
- lui/lei/Lei ha trattato
- noi abbiamo trattato
- voi/Voi avete trattato
- loro/Loro hanno trattato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behandeld
- jij hebt behandeld
- hij/zij/het heeft behandeld
- wij hebben behandeld
- jullie hebben behandeld
- zij hebben behandeld
Trapassato prossimo
- io avevo trattato
- tu avevi trattato
- lui/lei/Lei aveva trattato
- noi avevamo trattato
- voi/Voi avevate trattato
- loro/Loro avevano trattato
Voltooid verleden tijd
- ik had behandeld
- jij had behandeld
- hij/zij/het had behandeld
- wij hadden behandeld
- jullie hadden behandeld
- zij hadden behandeld
Futuro semplice
- io tratterò
- tu tratterai
- lui/lei/Lei tratterà
- noi tratteremo
- voi/Voi tratterete
- loro/Loro tratteranno
Toekomende tijd I
- ik zal behandelen
- jij zult behandelen
- hij/zij/het zal behandelen
- wij zullen behandelen
- jullie zullen behandelen
- zij zullen behandelen
Futuro anteriore
- io avrò trattato
- tu avrai trattato
- lui/lei/Lei avrà trattato
- noi avremo trattato
- voi/Voi avrete trattato
- loro/Loro avranno trattato
Toekomende tijd II
- ik zal behandeld hebben
- jij zult behandeld hebben
- hij/zij/het zal behandeld hebben
- wij zullen behandeld hebben
- jullie zullen behandeld hebben
- zij zullen behandeld hebben
Condizionale presente
- io tratterei
- tu tratteresti
- lui/lei/Lei tratterebbe
- noi tratteremmo
- voi/Voi trattereste
- loro/Loro tratterebbero
Conditionalis I
- ik zou behandelen
- jij zou behandelen
- hij/zij/het zou behandelen
- wij zouden behandelen
- jullie zouden behandelen
- zij zouden behandelen
Condizionale passato
- io avrei trattato
- tu avresti trattato
- lui/lei/Lei avrebbe trattato
- noi avremmo trattato
- voi/Voi avreste trattato
- loro/Loro avrebbero trattato
Conditionalis II
- ik zou hebben behandeld
- jij zou hebben behandeld
- hij/zij/het zou hebben behandeld
- wij zouden hebben behandeld
- jullie zouden hebben behandeld
- zij zouden hebben behandeld
Imperativo
- tu tratta
- voi/Voi trattate
Imperatief
- jij behandel
- jullie behandelt