Vervoeging van trovare
Onbepaalde wijs (infinitief): trovare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io trovo
- tu trovi
- lui/lei/Lei trova
- noi troviamo
- voi/Voi trovate
- loro/Loro trovano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vind
- jij vindt
- hij/zij/het vindt
- wij vinden
- jullie vinden
- zij vinden
Imperfetto
- io trovavo
- tu trovavi
- lui/lei/Lei trovava
- noi trovavamo
- voi/Voi trovavate
- loro/Loro trovavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik vond
- jij vond
- hij/zij/het vond
- wij vonden
- jullie vonden
- zij vonden
Passato prossimo
- io ho trovato
- tu hai trovato
- lui/lei/Lei ha trovato
- noi abbiamo trovato
- voi/Voi avete trovato
- loro/Loro hanno trovato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevonden
- jij hebt gevonden
- hij/zij/het heeft gevonden
- wij hebben gevonden
- jullie hebben gevonden
- zij hebben gevonden
Trapassato prossimo
- io avevo trovato
- tu avevi trovato
- lui/lei/Lei aveva trovato
- noi avevamo trovato
- voi/Voi avevate trovato
- loro/Loro avevano trovato
Voltooid verleden tijd
- ik had gevonden
- jij had gevonden
- hij/zij/het had gevonden
- wij hadden gevonden
- jullie hadden gevonden
- zij hadden gevonden
Futuro semplice
- io troverò
- tu troverai
- lui/lei/Lei troverà
- noi troveremo
- voi/Voi troverete
- loro/Loro troveranno
Toekomende tijd I
- ik zal vinden
- jij zult vinden
- hij/zij/het zal vinden
- wij zullen vinden
- jullie zullen vinden
- zij zullen vinden
Futuro anteriore
- io avrò trovato
- tu avrai trovato
- lui/lei/Lei avrà trovato
- noi avremo trovato
- voi/Voi avrete trovato
- loro/Loro avranno trovato
Toekomende tijd II
- ik zal gevonden hebben
- jij zult gevonden hebben
- hij/zij/het zal gevonden hebben
- wij zullen gevonden hebben
- jullie zullen gevonden hebben
- zij zullen gevonden hebben
Condizionale presente
- io troverei
- tu troveresti
- lui/lei/Lei troverebbe
- noi troveremmo
- voi/Voi trovereste
- loro/Loro troverebbero
Conditionalis I
- ik zou vinden
- jij zou vinden
- hij/zij/het zou vinden
- wij zouden vinden
- jullie zouden vinden
- zij zouden vinden
Condizionale passato
- io avrei trovato
- tu avresti trovato
- lui/lei/Lei avrebbe trovato
- noi avremmo trovato
- voi/Voi avreste trovato
- loro/Loro avrebbero trovato
Conditionalis II
- ik zou hebben gevonden
- jij zou hebben gevonden
- hij/zij/het zou hebben gevonden
- wij zouden hebben gevonden
- jullie zouden hebben gevonden
- zij zouden hebben gevonden
Imperativo
- tu trova
- voi/Voi trovate
Imperatief
- jij vind
- jullie vindt