Vervoeging van ubbidire
Onbepaalde wijs (infinitief): ubbidire
Italiaans
Nederlands
Presente
- io ubbidisco
- tu ubbidisci
- lui/lei/Lei ubbidisce
- noi ubbidiamo
- voi/Voi ubbidite
- loro/Loro ubbidiscono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gehoorzaam
- jij gehoorzaamt
- hij/zij/het gehoorzaamt
- wij gehoorzamen
- jullie gehoorzamen
- zij gehoorzamen
Imperfetto
- io ubbidivo
- tu ubbidivi
- lui/lei/Lei ubbidiva
- noi ubbidivamo
- voi/Voi ubbidivate
- loro/Loro ubbidivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik gehoorzaamde
- jij gehoorzaamde
- hij/zij/het gehoorzaamde
- wij gehoorzaamden
- jullie gehoorzaamden
- zij gehoorzaamden
Passato prossimo
- io ho ubbidito
- tu hai ubbidito
- lui/lei/Lei ha ubbidito
- noi abbiamo ubbidito
- voi/Voi avete ubbidito
- loro/Loro hanno ubbidito
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehoorzaamd
- jij hebt gehoorzaamd
- hij/zij/het heeft gehoorzaamd
- wij hebben gehoorzaamd
- jullie hebben gehoorzaamd
- zij hebben gehoorzaamd
Trapassato prossimo
- io avevo ubbidito
- tu avevi ubbidito
- lui/lei/Lei aveva ubbidito
- noi avevamo ubbidito
- voi/Voi avevate ubbidito
- loro/Loro avevano ubbidito
Voltooid verleden tijd
- ik had gehoorzaamd
- jij had gehoorzaamd
- hij/zij/het had gehoorzaamd
- wij hadden gehoorzaamd
- jullie hadden gehoorzaamd
- zij hadden gehoorzaamd
Futuro semplice
- io ubbidirò
- tu ubbidirai
- lui/lei/Lei ubbidirà
- noi ubbidiremo
- voi/Voi ubbidirete
- loro/Loro ubbidiranno
Toekomende tijd I
- ik zal gehoorzamen
- jij zult gehoorzamen
- hij/zij/het zal gehoorzamen
- wij zullen gehoorzamen
- jullie zullen gehoorzamen
- zij zullen gehoorzamen
Futuro anteriore
- io avrò ubbidito
- tu avrai ubbidito
- lui/lei/Lei avrà ubbidito
- noi avremo ubbidito
- voi/Voi avrete ubbidito
- loro/Loro avranno ubbidito
Toekomende tijd II
- ik zal gehoorzaamd hebben
- jij zult gehoorzaamd hebben
- hij/zij/het zal gehoorzaamd hebben
- wij zullen gehoorzaamd hebben
- jullie zullen gehoorzaamd hebben
- zij zullen gehoorzaamd hebben
Condizionale presente
- io ubbidirei
- tu ubbidiresti
- lui/lei/Lei ubbidirebbe
- noi ubbidiremmo
- voi/Voi ubbidireste
- loro/Loro ubbidirebbero
Conditionalis I
- ik zou gehoorzamen
- jij zou gehoorzamen
- hij/zij/het zou gehoorzamen
- wij zouden gehoorzamen
- jullie zouden gehoorzamen
- zij zouden gehoorzamen
Condizionale passato
- io avrei ubbidito
- tu avresti ubbidito
- lui/lei/Lei avrebbe ubbidito
- noi avremmo ubbidito
- voi/Voi avreste ubbidito
- loro/Loro avrebbero ubbidito
Conditionalis II
- ik zou hebben gehoorzaamd
- jij zou hebben gehoorzaamd
- hij/zij/het zou hebben gehoorzaamd
- wij zouden hebben gehoorzaamd
- jullie zouden hebben gehoorzaamd
- zij zouden hebben gehoorzaamd
Imperativo
- tu ubbidisci
- voi/Voi ubbidite
Imperatief
- jij gehoorzaam
- jullie gehoorzaamt