Vervoeging van vantare
Onbepaalde wijs (infinitief): vantare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io vanto
- tu vanti
- lui/lei/Lei vanta
- noi vantiamo
- voi/Voi vantate
- loro/Loro vantano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beveel aan
- jij beveelt aan
- hij/zij/het beveelt aan
- wij bevelen aan
- jullie bevelen aan
- zij bevelen aan
Imperfetto
- io vantavo
- tu vantavi
- lui/lei/Lei vantava
- noi vantavamo
- voi/Voi vantavate
- loro/Loro vantavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik beval aan
- jij beval aan
- hij/zij/het beval aan
- wij bevalen aan
- jullie bevalen aan
- zij bevalen aan
Passato prossimo
- io ho vantato
- tu hai vantato
- lui/lei/Lei ha vantato
- noi abbiamo vantato
- voi/Voi avete vantato
- loro/Loro hanno vantato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aanbevolen
- jij hebt aanbevolen
- hij/zij/het heeft aanbevolen
- wij hebben aanbevolen
- jullie hebben aanbevolen
- zij hebben aanbevolen
Trapassato prossimo
- io avevo vantato
- tu avevi vantato
- lui/lei/Lei aveva vantato
- noi avevamo vantato
- voi/Voi avevate vantato
- loro/Loro avevano vantato
Voltooid verleden tijd
- ik had aanbevolen
- jij had aanbevolen
- hij/zij/het had aanbevolen
- wij hadden aanbevolen
- jullie hadden aanbevolen
- zij hadden aanbevolen
Futuro semplice
- io vanterò
- tu vanterai
- lui/lei/Lei vanterà
- noi vanteremo
- voi/Voi vanterete
- loro/Loro vanteranno
Toekomende tijd I
- ik zal aanbevelen
- jij zult aanbevelen
- hij/zij/het zal aanbevelen
- wij zullen aanbevelen
- jullie zullen aanbevelen
- zij zullen aanbevelen
Futuro anteriore
- io avrò vantato
- tu avrai vantato
- lui/lei/Lei avrà vantato
- noi avremo vantato
- voi/Voi avrete vantato
- loro/Loro avranno vantato
Toekomende tijd II
- ik zal aanbevolen hebben
- jij zult aanbevolen hebben
- hij/zij/het zal aanbevolen hebben
- wij zullen aanbevolen hebben
- jullie zullen aanbevolen hebben
- zij zullen aanbevolen hebben
Condizionale presente
- io vanterei
- tu vanteresti
- lui/lei/Lei vanterebbe
- noi vanteremmo
- voi/Voi vantereste
- loro/Loro vanterebbero
Conditionalis I
- ik zou aanbevelen
- jij zou aanbevelen
- hij/zij/het zou aanbevelen
- wij zouden aanbevelen
- jullie zouden aanbevelen
- zij zouden aanbevelen
Condizionale passato
- io avrei vantato
- tu avresti vantato
- lui/lei/Lei avrebbe vantato
- noi avremmo vantato
- voi/Voi avreste vantato
- loro/Loro avrebbero vantato
Conditionalis II
- ik zou hebben aanbevolen
- jij zou hebben aanbevolen
- hij/zij/het zou hebben aanbevolen
- wij zouden hebben aanbevolen
- jullie zouden hebben aanbevolen
- zij zouden hebben aanbevolen
Imperativo
- tu vanta
- voi/Voi vantate
Imperatief
- jij beveel aan
- jullie beveelt aan