Vervoeging van vuotare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io vuoto
  • tu vuoti
  • lui/lei/Lei vuota
  • noi vuotiamo
  • voi/Voi vuotate
  • loro/Loro vuotano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ledig
  • jij ledigt
  • hij/zij/het ledigt
  • wij ledigen
  • jullie ledigen
  • zij ledigen

Imperfetto

  • io vuotavo
  • tu vuotavi
  • lui/lei/Lei vuotava
  • noi vuotavamo
  • voi/Voi vuotavate
  • loro/Loro vuotavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ledigde
  • jij ledigde
  • hij/zij/het ledigde
  • wij ledigden
  • jullie ledigden
  • zij ledigden

Passato prossimo

  • io ho vuotato
  • tu hai vuotato
  • lui/lei/Lei ha vuotato
  • noi abbiamo vuotato
  • voi/Voi avete vuotato
  • loro/Loro hanno vuotato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geledigd
  • jij hebt geledigd
  • hij/zij/het heeft geledigd
  • wij hebben geledigd
  • jullie hebben geledigd
  • zij hebben geledigd

Trapassato prossimo

  • io avevo vuotato
  • tu avevi vuotato
  • lui/lei/Lei aveva vuotato
  • noi avevamo vuotato
  • voi/Voi avevate vuotato
  • loro/Loro avevano vuotato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geledigd
  • jij had geledigd
  • hij/zij/het had geledigd
  • wij hadden geledigd
  • jullie hadden geledigd
  • zij hadden geledigd

Futuro semplice

  • io vuoterò
  • tu vuoterai
  • lui/lei/Lei vuoterà
  • noi vuoteremo
  • voi/Voi vuoterete
  • loro/Loro vuoteranno

Toekomende tijd I

  • ik zal ledigen
  • jij zult ledigen
  • hij/zij/het zal ledigen
  • wij zullen ledigen
  • jullie zullen ledigen
  • zij zullen ledigen

Futuro anteriore

  • io avrò vuotato
  • tu avrai vuotato
  • lui/lei/Lei avrà vuotato
  • noi avremo vuotato
  • voi/Voi avrete vuotato
  • loro/Loro avranno vuotato

Toekomende tijd II

  • ik zal geledigd hebben
  • jij zult geledigd hebben
  • hij/zij/het zal geledigd hebben
  • wij zullen geledigd hebben
  • jullie zullen geledigd hebben
  • zij zullen geledigd hebben

Condizionale presente

  • io vuoterei
  • tu vuoteresti
  • lui/lei/Lei vuoterebbe
  • noi vuoteremmo
  • voi/Voi vuotereste
  • loro/Loro vuoterebbero

Conditionalis I

  • ik zou ledigen
  • jij zou ledigen
  • hij/zij/het zou ledigen
  • wij zouden ledigen
  • jullie zouden ledigen
  • zij zouden ledigen

Condizionale passato

  • io avrei vuotato
  • tu avresti vuotato
  • lui/lei/Lei avrebbe vuotato
  • noi avremmo vuotato
  • voi/Voi avreste vuotato
  • loro/Loro avrebbero vuotato

Conditionalis II

  • ik zou hebben geledigd
  • jij zou hebben geledigd
  • hij/zij/het zou hebben geledigd
  • wij zouden hebben geledigd
  • jullie zouden hebben geledigd
  • zij zouden hebben geledigd

Imperativo

  • tu vuota
  • voi/Voi vuotate

Imperatief

  • jij ledig
  • jullie ledigt